Uitgever en duizendpoot Stefaan Van Laere geïnterviewd
Redacteur Ria Martens had uitgever en duizenpoot Stefaan Van Laere op bezoek. Resultaat: een fijn en interessant gesprek!
Vandaag krijg ik Stefaan Van Laere (Laarne, °1963) op bezoek. Een duizendpoot in de literaire wereld, niet enkel schreef hij meer dan 80 boeken, ook stampte hij in 2014 zijn eigen uitgeverij, Partizaan, uit de grond. Zijn laatste boek Superfan scoort internationaal in de wielerwereld en bij elke diehard Eddy Merckx’ fan.
Stipt om 14u30 wordt aangebeld.
Stefaan draagt een opvallende witte sweater met rode bollen, beter gekend als de bolletjestrui in de koerswereld die door de leider in een bepaald klassement wordt gedragen. De toon is gezet.

Als ik uw lijst bekijk met geschreven boeken en andere publicaties dan bent u nog een grotere veelschrijver dan Herman Brusselmans.
Met alle respect, maar ik ben niet zoals Herman Brusselmans. Noem mij gerust een kameleon omdat ik een scala aan verschillende genres bestrijk. Ik weet van alles wel wat. Ik weet mijn bronnen te vinden en dat is meer dan wat op het internet staat, waar ook veel zever te vinden is (hij lacht). Internet is een goede start maar daar stopt het.
Hoe komt u op alle ideeën? Bent u verslaafd aan schrijven?
Ik heb altijd een grote interesse gehad in diverse onderwerpen.
Eerst was ik verslaafd aan lezen. Als kind in de kleuterklas was ik al geïnteresseerd in woordjes en zinnen maken. Ik kon lezen en schrijven voor ik in het eerste studiejaar zat.
Zo was er de klassieke schoolreis naar de Grotten van Han waar we een opstel mochten over schrijven. Mijn stukje werd gepubliceerd in het schoolkrantje én ik mocht het voorlezen bij de prijsuitreiking. Dit was zo’n leuke ervaring dat ik sindsdien niet meer gestopt ben met lezen en schrijven.
Ik lees nog steeds alles wat onder mijn ogen valt.
Noem het een gezonde verslaving.
Een andere afwijking is de wielersport, maar dat had u al geraden.
Ik ben geboren in Laarne. In de jaren ’70 hadden we daar één grote wielrenner en dat was Albert Van Damme. Die was toen 6 keer Belgisch kampioen en 1 keer wereldkampioen (’74). Voor mij was hij half God.
Mijn moeder is afkomstig uit Kersbeek-Miskom, vlakbij Meensel-Kiezegem in het Brabantse Hageland. Een gehucht dat internationaal op de kaart werd gezet door een drama van collaboratie en verzet tijdens de tweede Wereldoorlog (1945). Meensel-Kiezegem is ook de geboorteplaats van Eddy Merckx. Wat me bijgebleven is als jonge knaap is dat Eddy de Tour had gewonnen. De ambiance met de, anders zo nuchtere, Hagelanders die nu op straat stonden te dansen omdat hun Eddy de Tour had gewonnen was op zijn minst impressionant te noemen.
De maanlanding die dag, 21 juli 1969, voorgesteld door Armand Pien op TV leek hierbij een voetnoot vergeleken met de overwinning van Eddy Merckx. Ik had een geel truitje gekregen van een van mijn nonkels en dat heb ik gedragen tot ik eruit barstte. Mijn moeder zaliger heeft het daarna nog lang als schotelvod gebruikt. We konden het niet weggooien (lacht).
Als ik de lijst van boeken bekijk die u reeds schreef dan zijn de onderwerpen enorm gediversifieerd. Kent u genoeg van al die onderwerpen die u beschrijft?
Ik ken van alles wel wat.
Ik wou iets met taal doen indertijd maar wist niet goed wat. Ik zat in de Grieks-Latijnse waar ik veel discipline opbracht om de woordlijstjes te leren. We moesten veel opstellen schrijven. Mijn interesses werden mede gevoed door mijn moeder die zich ook in veel interesseerde.
Zo heb ik mijn interesse voor de culinaire wereld aan mijn grootmoeder en mijn moeder te danken. Mijn grootmoeder was een echte boerin en kon goed koken. Wij gingen niets inkopen want alle groenten en vlees waren aanwezig. Als jonge knaap was ik er graag bij als mijn grootmoeder en mijn moeder kookten. Het was de goede tijd en met de buurjongens speelden we buiten. Als het eten klaar was riep ons moeder heel luid of was er een ander geluid die ons liet weten dat het etenstijd was.
Hoe bent u beginnen schrijven?
Ik was niet echt getalenteerd voor het fietsen maar deed het graag en wou heel graag mijn eigen koersfiets kopen. Maar ik had geen geld.
Op mijn 16de vond ik een annonce in een sporttijdschrift waar ze een medewerker zochten. Ik schreef graag, maar over wie moest ik schrijven? Albert Van Damme was de enige die ik kende.
En zo kon ik een eerste interview doen met mijn wielergod.
Het ijs was rap gebroken. Zeer gezellig en uiteindelijk heb ik daar drie uur gezeten.
Daarna alles uittypen op een schrijfmachine en dan opsturen zonder kopie.
Na drie weken kreeg ik een lovende brief terug. Uw honorarium is 700 BEF.
Mijn fiets zou iets boven de 4.100 BEF. kosten. Ik was eruit.
Aansluitend maakte ik andere interviews, de volgende was Luc Criel, gewezen voetballer. Leuk detail: hij was 22 en zenuwachtiger dan ik, want het was zijn eerste (en dus ‘al’ mijn tweede) interview …
Hoe komt u aan die ‘diverse’ onderwerpen in uw boeken? Contacteren de mensen u of is het omgekeerd?
Het is een wisselwerking.
Ik studeerde de richting Pers- en Communicatie aan de universiteit van Gent en kwam terecht bij Het Volk. In die tijd ging het daar niet zo goed en zochten ze naar nieuw bloed.
‘Ken je iets over Turkije en Turken?’ Vroegen ze mij. ‘Jawel’, zei ik terwijl ik er niets van afwist. Maar ik legde gemakkelijk contact met de mensen en zo kwam ik wel veel te weten. Karel Anthierens was daar toen de hoofdredacteur. Geen gemakkelijk iemand maar verrassend positief over mijn schrijfstijl. Ik dook in de cultuur en leerde heel snel - heel veel - over veel diverse onderwerpen en ervoer een enorme vrijheid. We mochten lange artikels schrijven en werden per aanslag betaald. Wel was het op de redactie een uitdaging om iets zodanig te schrijven dat het leesbaar was zowel voor een arbeider als voor een hoog opgeleid iemand. Het lastige bij een krant zijn de deadlines.
Zo leerde ik ook de whiskywereld te waarderen, de fijnere smaken erin te herkennen. Op de redactie bij Het Volk hoorde ik toevallig van een collega die op pensioen zou gaan, dat er een Whisky club zou geopend worden op het St.-Annaplein. Ik ging op zoek naar die zaak en kwam zo in contact met de man waarmee ik mijn eerste boek over whisky zou schrijven. Whisky is de meest verscheidene drank in de sterke dranken gaande van licht fruitig naar zwaar geturfd tot gerookt. Het artikel werd met lof onthaald in de stadsredactie van Gent. De club kende daarmee een onmiddellijk succes. De week erop zat de uitbater al op VTM.
En zo komt het dat een jong veulen vlug wordt opgemerkt. Lannoo contacteerde me om er een boek over te schrijven. En zo ging de bal aan het rollen. Begin 2000 begon ik dan ook fictie te schrijven. Zo ben ik bij het Davidsfonds geraakt met een thriller die ik had geschreven. Zij vroegen me om er een reeks van te maken. Zo ging dat.
Verder schreef ik ook meerdere boeken samen met Pol Van Assche, grondlegger en referentie bij uitstek van de Argentijnse tango.
Hij wordt dit jaar 75.
En … heet van de naald, we gaan dit najaar een overzichtsboek maken!
Pol vertelt, ik neem dat op. Ik voeg er zelf nog dingen van mezelf aan toe, soms ook gedichten. Zo’n boek groeit organisch. Met Pol kan je geen ruzie hebben, een zeer warme persoon.
Eerder verschenen Tango, spiegel van mijn passie; Kind in Congo; Iedereen kan dansen; Viermaal vallen opstaan; Mag ik deze dans? Impressies over dans en inclusie.
Wij bestrijken een geschiedenis van 30 jaar samen.
Het publiek in de danswereld is even divers als in de whiskywereld.
Het is de verbondenheid die men hier terugvindt.
Voor wie schrijft u? Wie is uw lezerspubliek?
Vroeger schreef ik voor mijn moeder. Ze las veel en had veel uiteenlopende interesses.
Ik schrijf nog voor Lannoo, ook voor de jeugd via Averbode. Toen mijn kinderen klein waren wilden ze iets van mij lezen. We mogen de jeugd niet onderschatten.
Waarom de stap om in 2014 een eigen uitgeverij uit de grond te stampen?
Een uitgeverij is geen liefdadigheidsinstelling. Er is veel meer werk dan vroeger, het personeelsbestand is gekrompen en men houdt er minder aan over. Het is niet eenvoudig.
Bij mij leeft de passie van het schrijven, de redactie, de vormgeving, de cover. Ik vind het belangrijk dat ook de auteur zich goed voelt bij de uitvoering van zijn boek.
Uit interesse volgde ik daarom ook een cursus Photoshop en Indesign om met de lay-out te kunnen werken.
Van veel mensen kreeg ik de vraag om een boek te schrijven en kon ik anderen doorverwijzen naar andere uitgeverijen. Maar in 99% van de gevallen kwam daar niet veel van terecht.
Waarom een eigen uitgeverij? Het amuseert me.
Het ene personage of onderwerp verkoopt al beter dan een ander.
Een voorbeeld hiervan was de hype met Frank Vandenbroucke. Duizenden boeken zijn hiervan verkocht en de interesse duurde jaren.
Hoe komt u aan de naam Partizaan?
Ik ben een buitenbeentje.
In mijn logo zie je een persoon met een rugzakje. Er zit geen wapen in maar wel boeken.
Ik moet af en toe wel op de barricades staan, maar ik ben een pacifistische partizaan (lacht).
Leonard Cohen zong ook een liedje over de ‘Partisan’ (zingt de eerste woorden spontaan)
… There were three of us this morning
I'm the only one this evening
But I must go on
The frontiers are my prison
Cohen is prachtig en heel gelaagd.
Ik zag hem twee keer optreden in Gent. Jammer genoeg kon ik hem nooit interviewen maar wel Aznavour bijvoorbeeld.
In hotel Amigo in Brussel stonden de journalisten op een rij hun beurt af te wachten. Per drie zaten ze rondom hem en kregen ze 10 minuten om vragen te stellen. Ik wist dat Aznavour een theeliefhebber was en had aan de bar de beste thee besteld. Toen ik hiermee aan zijn tafel kwam was hij heel blij verrast. Hij bleek wat verkouden te zijn en bleef enkel nog met mij verder praten. Soms zijn het de kleine dingen die werken.
Aan welke kwaliteiten moet een goed boek voldoen?
Dat is een buikgevoel. Het moet ook klikken met de auteurs. Liefst ontmoet ik ze ook persoonlijk of telefonisch.
Mijn jongste schrijfster is 17 jaar en mijn oudste auteur is 83.
Zo heb ik een schrijver in Leuven die twee boeken per jaar schrijft.
Hij is daar gelukkig mee en ik ook. Het is goed geschreven.
Op die manier geef ik een opstapje aan nog niet zo gekende auteurs.
Omgekeerd sturen andere uitgeverijen mij ook mensen door.
Mijn betrachting is dat een goed boek kan gepubliceerd worden. Welk publiek dit dan zal bereiken dat doet er niet toe.
Aanvaardt u enkel Vlaamse schrijvers of ook Nederlandse?
Ik discrimineer niemand.
Ik heb bijvoorbeeld een Vlaams-Nederlandse Indiër die gedichten schrijft en ook heel wat Nederlandse auteurs.
Het blijft een opgave om vanuit Vlaanderen in de wereld te geraken.
Hoe ligt dat met de verkoop?
Voor Nederlandse schrijvers is Bol.com wel belangrijk.
Hun algoritmes, hun verzendingen, hun tarifering, hun publiciteit. Het werkt wel.
In de boekhandel is de tijd dat een boek zich moet bewijzen ‘kort’ geworden.
Bestsellers blijven liggen maar de andere moeten weg, vooral als het niet verkoopt.
Hoe gebeurt de promotie van een boek?
Overal op dezelfde nagels blijven kloppen (glimlacht)
Voor de professionelen is de Boekenbank belangrijk. Daarop verschijnt een inventaris van alle te verschijnen boeken met hun technische data. Interessante titels worden er uit gepikt en vandaaruit besteld.
Kleinere boekhandels werken nog met uitgevers omdat deze laatsten nog achter hun bestellingen staan. Zij bieden hierdoor zekerheid in afname.
Men kan via een eigen webshop promoten maar via bol.com lukt dat ook. Zij hebben de wet der getallen. Advertenties verschijnen namelijk evenredig met de hoeveelheid boeken die je erop zet of met de verkoop ervan.
Dat werkt eveneens voor Vlaamse auteurs.
Wat zijn volgens u criteria van een goed boek?
Het verhaal, het boek dus, moet aanzetten om verder te lezen. Moet me boeien, want als ik niet wil verder lezen dan zal een ander het ook niet willen verder lezen.
En het moet klikken met de auteur.
Hoe ziet uw dag eruit in de uitgeverij?
Mijn dagen zien er redelijk gestructureerd uit. Misschien kleine vorm van autisme (glimlacht).
Mijn dag begint om 6u met koffie en de krant. Tussen 6u en 9u zijn de mooiste momenten van de dag, het is rustig, er zijn nog geen mails en geen telefoons. Dan heb ik tijd om te schrijven.
Ook werk ik aan mijn stapels ‘work in progress’ zoals ik het heet. Soms herwerk of herschrijf ik oudere werken.
En dan de usual papierenwinkel, zoals iedereen dat kent.
Deadlines?
Die leg ik mezelf op. Er zit enige rekbaarheid in.
Bijvoorbeeld als ik een voorstelling organiseer voor een bepaalde datum dan moet er wel naartoe gewerkt worden. Maar het is veel comfortabeler dan op de redactie van een krant.
Welke droom heeft u nog voor de uitgeverij?
Ik ben aan mijn 10de thriller en geef ze momenteel zelf uit, dat is een droom op zich.
Mijn boek Kinderhart en kouwe kip, uitgegeven in 2022 is eigenlijk een herwerkte versie van een kinderboek waar ik 20 jaar geleden ben beginnen aan schrijven.
Het gaat over mijn jeugdjaren. Door het te herschrijven is het niet enkel meer voor de jeugd geschreven. Het is een mix van fictie en non-fictie geworden.
Stefaan haalt spontaan een voorbeeld naar boven van hoe fictie de non-fictie kan inhalen. In een van mijn thrillers schreef ik over een cafeetje dat ik zelf had verzonnen. Groot was mijn verbazing toen een van de lezers me vertelde dat hij het cafeetje kende en er ook al was geweest.
www.partizaan.be
Ria Martens
Gent, 22 mei 2023