Interview met Françoise Opsomer, vrouwelijke helft van Weduwe Oppermans

6 september 2023

Redacteur Ria Martens zocht Françoise Opsomer op, de vrouwelijke helft van het schrijversduo Weduwe Oppermans. Samen met Wim Trommelmans (°1957) schreef Françoise Opsomer (°1960) de trilogie Drie zustersteden bestaande uit Feestelijk vermoord (1990, Uitgeverij Kritak), Gevallen Stad (1998, Uitgeverij Van Halewyck) en Zullen we zwijgen? (2022, Uitgever Weduwe Oppermans). Wat volgde was een boeiend gesprek!

De zon schijnt. Beetje versuft nog, zo zegt ze, van een tandverdoving, komt Françoise Opsomer (°1960) vrolijk en energiek aangewaaid. Tijdens het gesprek is er van versuffing weinig te merken. Ze lacht vaak, ook als ze zich opwindt.

Dag Françoise, in co-auteurschap met Wim Trommelmans (°1957) schreef je een trilogie die zich respectievelijk afspeelt in Gent, Feestelijk vermoord, Antwerpen, Gevallen stad en nu Brugge, Zullen we zwijgen? Er lopen verschillende rode draden door de boeken en politiek is daar een belangrijke van. Waarom is dat?

Françoise Opsomer2

Eigenlijk hebben de drie boeken het over de vermenging van ruimtelijke ordening – en dat is een politiek domein! – en de puur financiële logica die projectontwikkelaars voortstuwt. Kort door de bocht: onze thrillers gaan over hoe politieke kortzichtigheid en verborgen hebzucht de steden heeft getekend waarin wij vandaag (moeten) leven. Vaak zeggen mensen dat politiek hen niet interesseert, maar ik denk dat we te weinig stilstaan bij de mate waarin politieke beslissingen ons leven bepalen.

Ons eerste boek is meer dan dertig jaar oud: kijk om je heen en zie de nefaste gevolgen van de stenenpolitiek die al die tijd is gevoerd. De ‘ontharding’ die men zegt na te streven, is een hol begrip, een modewoord. In de praktijk zie je het omgekeerde, overal. Men wéét dat groene steden tot vijf procent koeler zijn, maar men gaat in stadsontwikkelingsprojecten vrolijk door met de aanleg van geplaveide straten en pleinen, zonder enig spontaan groen. Want ah ja, dat is ‘proper’ en vraagt weinig onderhoud. Ik moest onlangs in Deinze zijn – ik was er de laatste jaren niet meer geweest – en voelde me compleet ontmoedigd toen ik over de pas aangelegde pleinwoestenij reed. Het besef dat het gewoon doorgaat, alsof lokale ruimtelijke ordening los staat van de klimaatverandering met al haar excessen, of van de nieuwe noden van bewoners, …

Als de mensen aan het bewind weigeren na te denken en geen langetermijnvisie ontwikkelen, tja, dan is het hopeloos, zeker?

Hoe kwamen jullie op het idee om dergelijke ‘politieke’ thrillers te schrijven?

Voor Feestelijk vermoord vonden we inspiratie in de toenmalige afbraak van het Zuid (Gent). Alle woonentiteiten en herenhuizen rond het Wintercircus moesten wijken voor een ‘eigentijds’ shoppingcentrum. Daardoor werd de facto het hele gemeenschapsleven in die buurt hertekend. Of beter, uitgewist.

Het emotionele uitgangspunt was dan weer iets uit ons eigen leven. In de beginjaren van het bedrijfje dat we samen hadden opgestart, werden we financieel gewurgd door een ‘grote’ klant die ons niet of veel te laat betaalde. Laten we de klant G noemen. Op een bepaald moment waren we aan het fantaseren over een thriller die zich in Gent zou afspelen en zeiden we tegen elkaar “Wat als we G nu eens vermoorden.” Die klant heeft het dus aan onze schrijverslust te danken dat hij nog leeft, tot vandaag trouwens (lacht).

Welke ontwikkeling zie jij in de drie boeken? En waardoor zijn ze voor jou aan elkaar verbonden?

Onze eerste, Feestelijk vermoord, is een whodunnit. Het verhaal speelt zich in de tien dagen van de Gentse feesten. De eerste nacht wordt de dode gevonden, op de laatste dag weet je wie het gedaan heeft en waarom.

De man die het lijk vindt is een van de protagonisten die in de drie boeken terugkomt. Gert, Hollander, detective. Hij is in Gent voor de Feesten, daartoe uitgenodigd door zijn Vlaamse collega-detective Lieve. Tussen die twee ontspint zich uiteraard een romantisch akkefietje, maar dat is in dit boek een ondergeschikte verhaallijn.
Op de eerste pagina leiden we Gert naar het lijk in het ‘pisserssteegje’ via een mistige toespraak van ‘zotte Frans’ op het podium. Destijds liep die man met de lange grijze haren ook in het echt orakelend rond in Gent. Voor die openingsscène hebben we indertijd veel applaus gekregen (lacht).
Zo introduceren we de twee ‘goeden’ – Lieve en Gert, toen nog detectives. Dat blijven ze niet over de drie boeken heen, maar ze blijven wel verbonden met elkaar. Hun persoonlijke evolutie is eigenlijk het belangrijkste thema van het laatste boek. Maar je hoeft niet per se de andere twee gelezen hebben om te kunnen volgen wat hen overkomen is, als koppel en individueel.
Lieve en Gert komen in Gent tegenover twee ‘slechten’ te staan: Hoet en d’Outreville, projectontwikkelaars. Ook hen vind je in de drie boeken terug, op de juiste manier verouderend. In het laatste boek zijn Gert en Lieve een eind in de vijftig, en de andere twee bejaard, gepensioneerd en op weg naar de uitgang. De eindreis van de twee ‘slechteriken’ vormt het startschot van ‘Zullen we zwijgen?’

Het tweede boek, Gevallen stad, noemen we zelf graag een ‘stadsactieroman’. De stad Antwerpen krijgt hier de hoofdrol: ze ontploft, door een samenloop van omstandigheden en de frontale botsing van belangen. Er vallen opnieuw doden, maar dit boek gaat niet over wie het gedaan heeft of waarom. Het laat de slachtoffers zien als collateral damage: wat het gevolg kan zijn van beslissingen die genomen worden over de hoofden van mensen heen. Zij die uit financiële drijfveren die beslissingen nemen en grote veranderingen aansturen, betalen dat zelden met hun leven. Maar de Weduwe wil ze toch graag gestraft zien. Vandaar de ontploffing van de Stad, iets waar niemand op zat te wachten.

Een belangrijk thema hier is de import van de buitenlandse arbeid – tot vandaag een heikel punt. Ook partijen die luid blaten over ‘gelukzoekers’, ‘economische profiteurs’ en ‘illegale migratie’, besteden op gemeentelijk en stedelijk niveau bouwprojecten vlotjes uit aan firma’s die arbeidskrachten importeren. Goede stielmannen uit landen met een zwakke economie en onbestaande sociale bescherming helpen zo de niet aflatende Vlaamse bouwlust goedkoop te bevredigen. Terwijl ze toch ‘die vreemden’ blijven ‘die onze arbeidsplaatsen stelen’.
Politiek gesproken was Zwarte Zondag een cruciale aanjager voor de Antwerpse Weduwe. Toen in 1991 het Vlaams Blok in de federale verkiezingen voor het eerst twintig procent haalde – in kiesdistrict Antwerpen zelfs 25%, dacht ik –, was dat voor iedereen een enorme schok. Ook voor ons. Vandaar de belangrijke verhaallijn van Fatima versus Manfred-en-de-zijnen in Gevallen Stad. Fatima is trouwens een blijvertje, zij wordt in Zullen we zwijgen? opnieuw een belangrijke speler.

Maar uiteraard blijft de permanente verbouwing van steden ten behoeve van het grote geld dé rode draad van de Weduwe. We hebben voor ons boek heel Antwerpen doorkruist met een enthousiaste inwoner annex architectuurkenner als gids. Maar mij is van die wandeltochten vooral de chaos van al die tegelijk opengebroken pleinen en straten bijgebleven en de quasi-onbereikbaarheid van kleine handelaars in de omliggende wijken. Dat kan niet anders dan tot onrust en ontevredenheid leiden, en dat voedt dan weer het fameuze gevoel van onveiligheid. In de decennia erna is die negatieve dynamiek alleen maar in stijgende lijn gegaan.

In het laatste boek, Zullen we zwijgen?, wilden we oorspronkelijk Brugge laten afbreken en heropbouwen in Amerika. De inspiratie voor dat idee vonden we in het ware verhaal van de Amerikaanse zakenman, Robert P. McCulloch, die in 1968 de London Bridge kocht en hem liet afbreken, overbrengen en opnieuw optrekken in Arizona. Het leek ons een fantastisch idee om een hele stad dat lot te laten overkomen.

Maar de tijden veranderen, zei een goede vriend die voor de Erfgoedcel Brugge werkt en die we consulteerden tijdens onze research. Het grote geld komt al een tijdje niet meer uit Amerika en vastgoedovernames gebeuren gewoon ter plaatse, door Chinese, Arabische, Indische en Russische grootkapitalisten. En dus hebben we Brugge proberen te verkopen. Enfin, een van onze hoofdpersonages heeft dat proberen te doen.
De ‘boosdoener’ in kwestie is dit keer een politieker, die niet meer verhult waar het bestuurlijk eigenlijk om draait: geld, geld en nog eens geld.
Zoals in elke Weduwe vallen er slachtoffers, en ten minste één daarvan is vermoord. Of misschien wel twee, maar dat moet de lezer uitmaken. Opnieuw gaat het niet over de misdaden op zich, maar hoe die ‘natuurlijk’ voortvloeien uit voorafgaande gebeurtenissen. Onze boeken proberen het persoonlijke en het politieke, het maatschappelijke en het emotionele innig te verstrengelen tot één herkenbaar geheel.

Met welke auteur zou je graag vergeleken worden?

Zoals elke auteur willen wij liefst uniek gevonden worden (lacht).
Maar zelf ben ik een grage thrillerlezer en in dat genre in Vlaanderen hou ik erg van Toni Coppers. Hij schrijft met mededogen over zijn personages: zonder cynisme, zonder toontje van ‘tout vu, tout vécu’ en zonder opvoering van misantrope brompotten die de scène domineren. Mijn enige punt van kritiek is dat Coppers als zovele thrillerschrijvers meezeilt op de hype van de seriemoord – in de realiteit een zeldzaam verschijnsel. Maar dat houdt me niet tegen om te genieten van zijn menselijke benadering en van zijn vlotte zinnen in sober Nederlands zonder tierlantijnen.
De Weduwe schrijft andere boeken dan Coppers, maar het zou me niet storen als we samen met hem op een lijstje stonden van ‘anders-dan-anders Vlaamse misdaadromans’ (glimlacht).

Zijn er nog schrijversplannen? Alleen of met twee?

Zelf heb ik nog schrijfprojecten in de steigers staan, maar daar wil ik nu liever niets over vertellen. Voor zover ik weet heeft co-auteur Wim momenteel geen ambitie om aan een boek te beginnen.
In elk geval staat vast dat Weduwe Oppermans als schrijversduo met Zullen we zwijgen? haar laatste boek heeft geschreven. Misschien verklaart dat waarom ze hier de pen al heeft doorgegeven aan ‘kleindochter’ Eva. Zij is de officiële auteur van het laatste boek.
Zowel Wim als ik zijn er best trots op dat we de Weduwe-trilogie rond hebben gekregen zoals we ze ons ooit hadden voorgenomen. Aangezien onze privélevens al gescheiden verlopen sinds de eindredactie van het tweede boek, was dat zeker geen evidentie.
Maar dankzij Eva hebben we de klus kunnen klaren.

Boeken te verkrijgen

  • Zullen we zwijgen?’ (€22) en ‘Feestelijk Vermoord’ (€10) zijn te koop via een mailtje aan eva@oppermans.be.
  • Na betaling krijg je de boeken bezorgd of toegestuurd (de auteurs nemen deel van de portkost voor zich).
  • Te leen via Bibliotheek De Krook: Feestelijk vermoord, Gevallen stad en Zullen we zwijgen?
  • De drie boeken zijn te verkrijgen via tweedehands of Bol.com.

Ria Martens