Interview met dichter David Troch

6 april 2020

Van 2014 tot 2016 was de dichter en prozaschrijver David Troch stadsdichter van Gent. Zijn laatste daad in deze functie was het uitzwaaien van de allerlaatste leners van Bibliotheek Zuid op 14 januari 2017. Troch debuteerde met de dichtbundel laat[avond]taal (2008). Later volgden buiten westen (2012), bianca blues (2015) en een geweldige liefde. stadsgedichten (2016).Troch viel met zijn poëzie vaak in de prijzen. Zo won hij de derde editie van de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd (2012) met het gedicht ‘wij waren geen jongens’ en een jaar later de Herman de Coninckprijs voor het beste gedicht met ‘gezel’. In 2018 verscheen de verhalenbundel Rue des Regrets.

Corona heeft ons dagelijks leven ondersteboven gegooid. Voor jou betekent dit een lege agenda: geen lezingen, geen schrijfworkshops. Maakt dit tijd vrij om zelf meer te schrijven?
De lezingen zijn inderdaad geannuleerd of naar het najaar verplaatst. Maar mijn dinsdagen blijven gevuld. Dan doceer ik het vak Schrijven aan kunstacademie De Poel. Mijn twee klassen onderwijs ik nu gewoon van thuis uit. Ook met de groep Bruggelingen die ik op donderdagnamiddag begeleid, doe ik het zo. De lessen voorbereiden en de teksten van leerlingen lezen, vraagt tijd. Normaal gezien doe ik dat overdag, maar dezer dagen lopen er ten huize Troch twee belhamels rond die met het aantal decibels dat ze produceren regelmatig door de geluidsmuur vliegen. Daardoor verhuist veel werk van overdag naar de avond en de nacht. Corona knabbelt dus behoorlijk aan de schrijftijd. Maar, mijn motto luidt al jaren: ‘Schrijven is in beweging blijven’, dus vermijd ik te allen prijze dat ik helemaal stilval.

Zou corona en wat het met ons doet een goed thema zijn om over te schrijven?
Het zou raar zijn als dat niet zo zou zijn. Gebeurtenissen die een dusdanig grote impact hebben, zijn vanzelf een inspiratiebron. Maar, onlangs flitste er een interessant artikel van Dimitri Verhulst voorbij. Ook hij bekende al over het virus te hebben geschreven. In het artikel dook Verhulst de geschiedenis in en hij kwam uit bij de Spaanse griep. Ook toen werden we, schrijvers incluis, tot quarantaine gedwongen. Toch blijk je schrijvers als F. Scott Fitzgerald en Ernest Hemingway niet te kunnen betrappen op enige woorden over de Spaanse griep. Straf. Want wij kunnen blijkbaar niet over corona zwijgen. Tsjead Bruinja, Dichter des Vaderlands in Nederland, verzamelt poëzie over corona op coronagedicht.nl. Kristien Bonneure publiceerde op de website van VRT NWS enkele gedichten van Vlaamse dichters. Eentje daarvan is van mij: het beest, een eenlettergreepgedicht dat uit negentien haiku’s bestaat. En zeventig Belgische dichters schrijven op initiatief van Carl Norac, Dichter des Vaderlands in België, persoonlijke uitvaartgedichten voor wie aan het coronavirus overlijdt.

Werkt je poëtische brein altijd of gaat het soms even op slot?
Mijn brein blijft altijd actief, vrees ik. Vervelend soms. Dan heb ik midden in de nacht de hond uitgelaten en sta ik na een lange dag eindelijk in de badkamer, flitst er een zinnetje door mijn kop. In het beste geval maak ik er in mijn ouderwetse gsm - ik heb nog altijd geen smartphone - snel snel een berichtconcept van, in het ergste geval verdwijn ik weer voor een tijdje richting computer. Het is niet zo dat het sowieso altijd een zinnetje voor in een gedicht is. Na mijn stadsdichterschap sloot ik mij bijna drie jaar af voor poëzie. Ik had er even genoeg van. De focus verplaatste zich naar proza. Dat resulteerde in de verhalenbundel Rue des Regrets. Maar kijk, bloed kruipt waar het niet gaan kan. Sinds een goed jaar kwam ik toch weer bij de poëzie thuis. De schuld daarvan schuif ik graag in de schoenen van een van mijn twee veel te veel decibel producerende belhamels. Vorig jaar leerde de oudste zoon lezen. Dat prikkelde mij. Ik heb het nog een tijdje proberen tegen te houden, maar uiteindelijk stond daar dan toch weer een gedicht op papier. Eentje met uitsluitend eenlettergrepige woorden. De hashtag #eenlettergreepgedicht was geboren. Op mijn auteurspagina op Facebook plaats ik er weleens een. Ondertussen heb ik er al een heleboel. Een selectie daarvan komt in een nieuwe dichtbundel. Daar mag je je in de loop van oktober aan verwachten.

Hoe lang doe je over een gedicht? En, heb je dan een thema of misschien een eerste regel in je hoofd?
Hoelang ik erover doe, hangt van gedicht tot gedicht af. Voor de negentien haiku’s die het eenlettergreepgedicht ‘het beest’ vormen, had ik twee avonden nodig. Het thema daar was duidelijk. Maar soms komen ze dus ook van zinnetjes die plots in mijn hoofd opduiken, al dan niet als ik mijn tanden sta te poetsen. Het lijkt nu misschien dat alles sowieso tot een volwaardige tekst uitgroeit, maar dat is lang niet zo. Bij sommige zinnetjes kom ik niet verder dan dat ene zinnetje. En soms wil het simpelweg niet lukken, krijg ik niet gezegd wat ik te zeggen heb. Hoeveel gepruts en gevloek ik er ook al heb ingestopt, dan geef ik er de brui aan. Niet dat ik die onafgewerkte teksten naar de prullenbak verban. Ik heb een archief dat van de onafgewerkte teksten uitpuilt.

Behalve poëzie schrijf je ook verhalen. Hoe anders voelt dit aan in vergelijking met poëzie schrijven? Kan je in je hoofd switchen van het ene genre naar het andere?
Een gedicht is veel sneller klaar dan een kort verhaal. In drukke tijden grijp ik als vanzelf naar poëzie. Of naar uiterst beperkt proza. Naast de hashtag #eenlettergreepgedicht vond ik ook de hashtag #honderduit uit. Onder die hashtag verzamel ik mijn ultrakorte verhalen die exact honderd woorden tellen. Tussen die twee genres, het ultrakorte verhaal en de poëzie kan ik redelijk snel switchen. Je zou het met de sprint in de atletiek kunnen vergelijken. Wil je aan een kort verhaal werken, dan zit je toch al snel op de halve en de hele fond. Om over een roman nog maar te zwijgen. Tijdens vakanties geef ik geen schrijfles, dus de avonden en nachten tijdens de paasvakantie zou ik met proza kunnen vullen. Al zal het er wellicht op uitdraaien dat ik ervoor zorg dat het manuscript voor mijn nieuwe dichtbundel naar mijn klein leescomité kan.

Je geeft ook schrijfworkshops? Kan je schrijven leren? Moet men daar niet enig talent voor aan de dag leggen?
Kijk, ik doe ondertussen ruim dertig jaar aan atletiek. Ondanks mijn kleine beentjes kon ik als jonge jongen best hard rennen. Maar als ik toentertijd nooit naar de training zou zijn gegaan, zou ik in wedstrijden nooit medailles hebben gehaald. Nu ren ik zo hard niet meer. Dat heeft met leeftijd te maken, maar ook met het feit dat ik de laatste tijd wat te weinig de hardloopschoenen aantrek. Als je dat rennen met schrijven vergelijkt, komt het erop neer dat je je schrijftalent wel degelijk in meer of mindere mate kan ontwikkelen. Schrijfworkshops helpen daarbij doordat je veel tips meekrijgt om je teksten op te bouwen. Ook de feedback die je op die teksten krijgt, is erg leerrijk.

Je bent zelf een lezer. Wat is uw leestip voor Gent Leest? Uit welke dichtbundel put je zelf hoop en troost?
In januari las ik eindelijk Liefde in tijden van cholera van Gabriel Garcia Marquez. Boeiend boek, met enkele passages die ik me nog lang zal herinneren, maar je moet het tot je nemen op een moment dat je veel tijd hebt om erin weg te zakken. Voor lezers zonder decibel producerende belhamels zou dat nu weleens het moment kunnen zijn. Voor wie wel zulke belhamels in huis rondlopen heeft, wil ik zeker De Hills van Matias Faldbakken naar voren schuiven. Die roman is korter, en ik heb er mij erg mee vermaakt. Voor wie het nog korter mag: De kapitein en de Glory van Dave Eggers. Zowat bij elke zin heb ik zitten glimlachen. En momenteel ben ik mij heel erg aan het vermaken met de dichtbundel De laatste slaaf van Rodaan Al Galidi

Tine Englebert