Paarse Zetel met Maja Wolny
De Paarse Zetel sloot het jaar af met een knaller – Maja Wolny, mij tot vorige week onbekend, maar een “straffe madam”, in meer dan één opzicht.
Maja Wolny werd geboren in Kielce (Polen), en verkaste achtereenvolgens naar Krakau, Warschau, Brussel, Gent en via Koksijde terug naar Polen. Ze schrijft in het Pools, maar spreekt onwaarschijnlijk goed Nederlands. Vijf van haar boeken zijn inmiddels ook in het Nederlands vertaald.
Het is geen overbodige luxe om even stil te staan bij haar parcours. Dat begon in communistisch Polen, met alles wat je je daarbij voorstelt, inclusief voedselrantsoenering en beperkingen allerhande, min of meer vergelijkbaar met Cuba vandaag. Moeder was lerares Pools, vader kon prachtig voorlezen en nam haar mee naar antiquariaten; boeken waren alomtegenwoordig. Reizen was per definitie beperkt tot het Oostblok, maar die mogelijkheden werden maximaal benut, en de microbe bleef hangen. Maja zegt hierover dat de ervaring van communistisch Polen onontbeerlijk is geweest voor wat ze de laatste jaren heeft ondernomen. In Warschau studeerde ze filologie en journalistiek. Intussen was ze ook al werkzaam bij het weekblad Polityka, waar Ryszard Kapuscinski haar mentor was. Na de val van het ijzeren gordijn kwam ze in 2001 een eerste keer naar België, als doctoraatsstudente aan de ULB. Een paar jaar later streek ze neer in Gent, waar ze op de Kortrijksesteenweg een cultureel centrum opende met als doel Oost en West dichter bij elkaar te brengen. Gent was naar eigen zeggen de mooiste tijd van haar leven; het was er veilig (na Polen) en haar kinderen zijn hier geboren. Daarna was ze ook nog gedurende vijf jaar directeur van het Visserijmuseum in Oostduinkerke, een ideale job voor een familie met twee jonge kinderen. Die job verliet ze nogal onverwacht, naar aanleiding van wat je een lotsbestemming zou kunnen noemen.
Al surfend op de database van het fotografiemuseum van Charleroi kwam ze plotseling terecht op de horrorbeelden die de Pools-Belgische fotografe Julia Pirotte-Diament maakte van de pogrom (1946) van Kielce, Maja’s geboorteplaats. Die episode was haar weliswaar bekend, maar zoals zo vaak in de nasleep van WOII, enkel in zéér bedekte termen. Maja was meteen getriggerd, probeerde nog onbetaald verlof te versieren, en toen dat niet lukte nam ze ontslag. Op dat ogenblik had ze al enige ervaring als schrijfster, en uitgevers zagen wel brood in een boek op basis van de foto’s van Julia Pirotte. Dit boek werd Zwarte Bladeren (2016), en Maja ging weer in Polen wonen.
Maar Maja Wolny heeft meer dan één pijl op haar boog; haar volgende boek werd zowaar een thriller, De Boekenmoordenaar, waarmee ze meteen de Fred Braeckmanprijs won. Toch spelen opnieuw pijnlijke gebeurtenissen rond de verbanning in 1968 van Poolse joden een rol.
In volgende boeken steken de journalistieke achtergrond en de reismicrobe van Maja de kop op. Daarbij is een hoofdrol weggelegd voor de Trans-Siberische spoorweg, die ze zo’n keer of acht nam, en die voorkomt in drie van haar laatste boeken.
Reizen met de Trans-Siberische spoorweg is (was – vandaag zou het gewoon niet meer lukken) een avontuur, dat (veel) organisatie, tijd en middelen vergt. Het is ook confronterend, triestig, en mooi.
Dit des te meer toen ze ontdekte dat haar grootvader de Goelag aan den lijve had moeten ondergaan, en dat jarenlang stil had gehouden. De Goelag heeft bestaan tot in de jaren ‘80, was van een brutaliteit die we ons niet kunnen voorstellen, en herinnert aan het slechtste in de mens.
En toch. Het stalinisme lééft in Rusland, Stalin is in de ogen van de Russen geen massamoordenaar maar een geweldige leider, en mede door het wegvallen van de “perestrojka-generatie” heerst er een soort collectief geheugenverlies over die periode.
Tibet was een andere reisbestemming, in de sporen van Alexandra David-Néel, de Frans-Belgische avonturierster, die alle conventies aan haar laars lapte en als eerste westerse vrouw Lhasa bereikte. Maja wou het met eigen ogen zien, maar vrolijk werd ze er niet van. De brutaliteit waarmee China taal en religie onderdrukt, met de bedoeling enkel een soort openluchtmuseum over te houden, is schokkend en intriest. Overal staan soldaten met het wapen in aanslag, aanstekers worden systematisch geconfisqueerd want zelfverbranding is de enige vorm van protest die de Tibetanen nog rest.
Voor haar voorlopig laatste boek trok Maja in 2022 terug naar Rusland. Gelukkig wist ze niet vooraf hoe erg het zou worden – het werd haar grootste onderneming ooit. Ze wou weten wat de modale Rus (die niet in contact staat met het Westen) vond van de oorlog met Oekraïne, en haar eigen contacten kwamen hiervoor per definitie niet in aanmerking. Uiteindelijk vond ze 106 mensen bereid om mee te werken, onvoldoende voor een wetenschappelijk representatieve bevraging, maar wel voldoende om een idee te krijgen van wat er leeft bij de man/vrouw in de straat. Wat bleek ? Voor de meeste Russen is er helemaal geen oorlog – er is enkel een speciale operatie in een verre provincie. Slechts 2 van de 106 waren zich bewust van wat er zich echt in Oekraïne afspeelt; alle anderen zochten uitvluchten, minimaliseerden de zaak en schoven unaniem de schuld op het Westen. Wetenschappelijk verantwoorde studies geven aan dat 30% van de Russen het conflict zien als een spirituele missie, een morele reddingsoperatie, onder leiding van de door God gezonden redder Vladimir Poetin. In gesprekken werd dit stralend en vol medeleven aan het adres van de misleide westerling verkondigd.
In de nabije toekomst zullen er geen boeken over Rusland meer volgen. Naar aanleiding van een aantal artikels die hun weg naar Rusland hebben gevonden mag Maja de eerste 20 jaar het land niet meer in. Noodgedwongen werkt ze dus aan een reisreportage langs de 22.000 km lange grens van Rusland. Daarnaast heeft ze de draad weer opgepakt van een boek waar ze voor de oorlog aan was begonnen, over de liefde tussen Copernicus en “een bijzondere vrouw”. Dit boek is nu nagenoeg klaar.
Maja Wolny was helemaal uit Polen overgekomen voor dit gesprek, een inspanning waarvoor wij haar niet genoeg kunnen danken.
Jan Matthys