Erwin Penning
Leestip van Erwin Penning
De boeken maken de mens!

Operette met ondertoon

9 november 2024

Toen Koninklijke Hoogheid (Königliche Hoheit), de tweede roman van Thomas Mann, in 1909 verscheen oogstte hij geen groot succes bij de literaire kritiek, maar wel bij het publiek: een romantisch verhaal met sprookjesachtige trekjes, genoegzaam gekruid met humor en ironie, over een eenzame prins die aan het eind gelukkig trouwt met een niet-adellijk maar toch gefortuneerd burgermeisje.

Een fictief pre-industrieel staatje in het Duitsland tegen het einde van de negentiende eeuw. De economische toestand is belabberd. De staatsschuld is catastrofaal, de krooneigendommen slorpen veel te veel geld op, nieuwe belastingen invoeren is geen optie meer, en de natuurlijke rijkdommen worden verwaarloosd. De zilvermijnen worden niet meer ontgonnen. De uitgestrekte wouden worden ontbost zonder herbebossing – sommige critici beweren zelfs dat er een weerslag is op het klimaat! En er is ook nog een kuuroord met een bron waarvan het water rijk is aan geneeskrachtige zouten, maar bij gebreke aan een energieke manier van uitbaten die aangepast is aan de moderniteit, met de nodige reclame, te weinig gasten lokt om echt rendabel te zijn.

In dat verkommerende land wordt prins Klaus Heinrich geboren als tweede zoon van Groothertog Johann Albrecht III van het huis Grimmburg en zijn beeldschone vrouw Dorothea, maar het kind heeft een gebrekkige linkerhand, iets wat al meteen voor het volk verborgen moet gehouden worden. Hij groeit op, ver van de realiteit waarvan hij één enkele keer per toeval iets verneemt dat hem schokt, en krijgt een opleiding die hem in alle opzichten spaart. Toch, er is één nietsontziende leraar: Raoul Überbein, die hem in het bijzonder voorbereidt op zijn verheven taak van hoogheid. Want deze Überbein is immers zelf, onaflaatbare Streber als hij is, opgeklommen van de goot tot (bijna) universiteitsprofessor, en pleegt nog liever zelfmoord dan zijn ambitie gefnuikt te zien.

Bij het overlijden van Johann Albrecht III bestijgt de oudste zoon, Albrecht, de troon. Maar hij heeft een zwakke gezondheid en draagt alle representatieve functies over aan zijn broer, thans kroonprins Klaus Heinrich, inmiddels een twintiger. Die moet scholen en ziekenhuizen bezoeken, bals openen, eerste stenen leggen, standbeelden inhuldigen en dies meer, en wordt zodoende een publiekslieveling. Al blijft hij door afkomst, opleiding en handicap een eenzame outsider.

Tot de steenrijke Amerikaanse staalmagnaat en weldoener Samuel Spoelmann met zijn geëmancipeerde en studerende dochter Imma zich voor zijn nierproblemen in het plaatselijk kuuroord laat behandelen en zelfs beslist zich in het Groothertogdom te vestigen. Klaus Heinrich wordt verliefd op het meisje, en mits de nodige tribulaties – waarna stand- en leeftijdsverschil en gebrek worden aanvaard – komt het tot een huwelijk, met verstand én affectie.

Het land herleeft, vader Spoelmann investeert, de prins heeft ondertussen enige noties opgedaan van wat een goede bestuurder moet weten van economie. Happy end.

Het klinkt behoorlijk operetteachtig, en Mann voegt er nog sprookjeselementen aan toe: de beeldschone moeder van Klaus Heinrich is een ijskoningin die liever voor haar spiegel staat dan dat ze haar kinderen liefheeft; er is een prachtige rozenstruik die echter niet eerder zal geuren dan op de dag van algemeen geluk; en een oude profetie spreekt over een prins met één hand die het land meer zal geven dan een prins met twee handen…

De verborgen laag van het boek is echter autobiografisch, en komt neer op een fabulering van Manns verloving en huwelijk in 1905 met Katia Pringsheim. Ook Katia had, precies zoals Imma Spoelmann in de roman, wiskunde gestudeerd. De Pringsheims waren net als de Spoelmanns steenrijk. Ook vader Pringsheim was, net als vader Spoelmann verzamelaar (de ene van kunst, de andere van antiek glas) en melomaan (de ene een groot Wagnerkenner, de andere een amateurorgelist). Mann maakte van de Spoelmanns Amerikanen, die hun land hadden verlaten omdat ze daar – vanwege hun gemengd bloed door het huwelijk van Imma’s grootvader met een Indiaanse – werden gediscrimineerd: een transpositie van het feit, dat de Pringsheims Joods waren. Samuel Spoelmann maakt in de roman bezwaar tegen het huwelijk, omdat prins niets deftigs gestudeerd heeft. In de realiteit zag vader Pringsheim niet meteen in hoe Mann een gezin zou moeten onderhouden met het schrijven van boeken…

De dubbele naam van hoofdpersonage Klaus Heinrich komt overeen met die van de oudste zoon van de auteur (Klaus) die in 1906 was geboren en met die van zijn oudere broer (de minder populaire schrijver Heinrich) die ook wel fysiek model kan hebben gestaan voor de oudere broer in de roman.

De gebrekkige linkerhand van de prins komt overeen met de handicap van keizer Wilhelm II. Maar in casu zou het “gebrek” dat voor de buitenwereld moest verborgen worden wel eens de homoseksuele aanleg van Mann kunnen geweest zijn. En komt het vorstenkind uit een verkommerd slot misschien overeen met de telg uit een teloorgegane koopmansaristocratie, zoals Mann zelf – zie De Buddenbrooks?

Koninklijke Hoogheid behoort dan wel niet tot de grote romans van Thomas Mann, maar leent zich tot plezierige lectuur van een hoe dan ook belangrijk auteur. En fanaten zullen er, vanwege de dubbele bodem, zeker eens willen mee kennismaken.

Erwin Penning
Leestip van Erwin Penning
De boeken maken de mens!

Titel:
Koninklijke hoogheid
Auteur:
Thomas Mann
# pagina's:
320 p.
Uitgeverij:
De Arbeiderspers
ISBN:
90-295-3024-3
Materiaal:
Boek