Alles valt - Interview met Sylvie Marie

23 maart 2022

Gent Leest interviewster Christel Van Renterghem kent Sylvie Marie als dichteres en als schrijfdocente. Christel schrijft: ‘Alles valt is haar eerste roman. Ik ben dus wel nieuwsgierig.'

Hoe ben je op het idee gekomen om over te schakelen naar proza?
Ik heb altijd proza geschreven, maar de gedichten geraakten vlugger klaar. In 2011 of 2012 werd ik aangesproken door een advocaat die een half manuscript van een profvoetballer had en hij vroeg mij om het te voltooien. De voetballer wou eigenlijk een boekje opendoen over wat er zich in de voetbalwereld afspeelt, maar aan de hand van een fictief verhaal. Ik zag het voor mezelf als een leuke stage om proza te schrijven. Ik verdiepte me volledig in de voetbalwereld en ging zelfs naar Manchester. Ik vond het superleuk om te doen. Het gaf mij het gevoel dat ik daadwerkelijk een roman kon schrijven. Het boek verscheen in 2013, waarin ik vermeld sta als coauteur. De voetballer zelf is anoniem gebleven.

Alles valt

Eind 2013 ben ik dan begonnen met ‘Alles valt’. De eerste versie schreef ik in een flow. Ik wilde over een vriendenkring van dertigers schrijven, want ik ging juist dertig worden. De vrienden in het boek kregen elk hun tegenslag te verwerken. De ene kreeg een bore-out op zijn werk. De andere had problemen in zijn relatie. Een koppel wilde een kind, maar dat lukte niet. En al die verhalen wilde ik vervlechten tot een apotheose, namelijk een gezamenlijk feest voor hun dertigste verjaardag, waarbij alles kapot gemaakt werd. Dat plan heb ik tot 2017 volgehouden. Met drie personages had ik de drie verhaallijnen uitgeschreven, maar ik had veel te veel woorden. Toen besloot ik met één personage, Roderik, aan de slag te gaan. En ik kwam tot de conclusie dat ik met zijn verhaal alleen al een boek had.

Is dit moeilijker voor jou dan poëzie schrijven?
Een roman schrijven vergt enorm veel discipline. Je moet er de nodige uren voor kloppen, op je stoel blijven zitten, afzien. Een gedicht is voor mij een soort destillaat van ervaringen, waarnemingen en emoties. Het kan gewoon in mij opkomen en dan schrijf ik dit op. Of ik kan het opwekken, door gewoon los te noteren wat in mij opkomt en plots krijg ik dan een leuke zin. Ik schrijf veel zonder ambitie. Om dingen in mijn leven te begrijpen, probeer ik ze met een metafoor te vertalen. Vandaaruit begin ik dan een gedicht te schrijven. Poëzie schrijven is voor mij gemakkelijker, omdat ik dicht bij mezelf blijf.

Alles valt’ is de titel van het boek. In het boek wordt er in sommige passages naar verwezen : p 28 : ‘ Ja, zo gaat dat ,hé lieverdje, alles valt’. P. 251 : ‘ of positiever : hij had het nog maar eens nét niet verknald, zoals bij de val van Cas, zoals bij zijn val in het water, zoals bij de val van Kristof’. Kan je uitleggen wat de inhoud van het boek te maken heeft met de titel?
De titel was er niet direct, maar onbewust zijn er verschillende scènes in het boek geslopen waarbij zowel mensen als dingen vallen. Toen me dat opviel, merkte ik dat het de strijd van Roderik perfect symboliseerde. Hij kan zich niet neerleggen bij het geluk, of zomaar opgaan in iets. In feite wilde ik benadrukken dat Roderik Weltschmerz heeft. Het is zijn persoonlijke zwaartekracht, die aan het werk is.

Als zestiger keek ik naar de reeks ‘ de dertigers’ op tv één, omdat ik eerlijk gezegd wel wil begrijpen waarmee zij nu bezig zijn. Roderik zegt ‘ik ben dertig en zit in de waaromfase’. De waaromfase aan dertig jaar?
Die echte waaromfase is eigenlijk voor kinderen . Ze stellen voortdurend de vraag ‘Waarom? Waarom? Waarom?’. Dat komt terug in de ‘quarterlifecrisis’ van Roderik. Zo vraagt hij zich af, waarom hij met Caro samen is? Waarom hij vader is? Hij stelt, net als een kind, alles in vraag.
Toen ik samen met mijn vriendenkring de dertig naderde, had ik het gevoel dat iedereen zenuwachtig werd. Als je dertig jaar wordt, blijkt plots veel te moeten. Je moet een job hebben voor het leven, een vaste partner, een huis, kinderen. Sommige vrienden zag ik plotseling radicale beslissingen nemen, soms ondoordacht. Dat zette mij aan het denken. Vroeger werden er veel minder vragen gesteld. Alles was al op voorhand uitgestippeld. Nu heb je zoveel keuzes en kan je je daarin verliezen.

Roderik beschrijft hoe hij zijn schrijverschap ervaart (p. 60) en hoe hij daarover twijfelt. Is dit geschreven vanuit jouw eigen ervaring?
Roderik zit tot zijn eigen frustratie vast in zijn kleine leven tussen de was en de sokken. Eigenlijk wil hij een verhaal schrijven met weerhaken vanuit zijn diepste zielenroerselen. Een verhaal zonder compromissen. Ik herken dat zeker ook bij mezelf. Het is iets wat je volgens mij als schrijver toch moet ambiëren, anders geraak je niet.

Het verhaal van Taro en Sakura geschreven door Roderik refereert naar Norwegian Wood van Haruki Murakami. Wat wilde je daar meegeven aan de lezer?
Het boek is een matroesjka, zo’n Russische pop waarin er telkens kleinere poppetjes zitten. Het Japanse verhaal is bijna de roman in miniformaat. Roderik kondigt erin wat er met hemzelf zal gebeuren. Daarnaast wil hij zijn ambitie om te schrijven tonen. Maar toch wordt het verhaal afgewezen en zit hij weer met zijn waaromvragen. Het verhaal maakt van de roman ook meer een collage. Er staat nog een ander verhaal in, er staan foto’s, mails, hyperlink en Facebookberichten in. Maar ik wil daarmee ook de veelheid aan informatie benadrukken, die elke dag binnenkomt. De personages verliezen zich in een soort van overdaad.

In het boek krijgen we ook communicatie te lezen met een verkoper over een mislukte keukenkast. Voor mij is dit een typisch staaltje van hedendaagse communicatie die verre van efficiënt blijkt. Nu krijg je bijna niemand meer aan de telefoon, soms moet je zelfs afspreken wanneer je mag bellen. In het boek valt ook op hoe moeilijk het voor de hoofdpersonages is om te communiceren. Is dit niet een van de hoofdredenen waardoor de relatie door moeilijke tijden gaat?
De personages in het boek spreken naast elkaar. De dialogen zijn pijnlijk. Misschien is het ook daardoor dat het Japanse verhaal erin past. Japan is het land met de meeste zelfmoorden. Ik had dit verhaal al vroeger geschreven. Toen had ik me ingelezen over de vrouwen in Japan, hoe zij geketend en gebonden zijn door hun eigen gezin. Dat gaf mij het gevoel dat we onszelf, in een harnas steken. Ik las ergens ‘we are a sad generation with lovely pictures’. We zien alles passeren op sociale media. Alles moet super zijn. Een middelmatig leven is niet goed meer. Roderik zou eigenlijk gelukkig moeten zijn, maar hij kan het niet. Hij zoekt het lijden op. Hij maakt het zichzelf moeilijk. Het is de blijvende zoektocht naar sublimatie. Als hij het niet kan krijgen door schrijver te worden, dus op een positieve manier, draait hij het eerder om door medelijden te wekken. En ook dat is allerminst goed voor de relatie, want Caroline heeft veel minder last van die zogenaamde middelmatigheid.

Ik las het woord ‘lachesisme’, wat voor mij totaal onbekend is. Kan je even uitleggen wat dit is?
Het is het verlangen om iets ergs tegen te komen, zoals een vliegtuigramp, een blikseminslag, zodat je een reden hebt om pijn te hebben. Het is zoals automutilatie : het is de veruitwendiging van de inwendige pijn. Roderik begrijpt ook niet waarom hij iets doet. Een vrouw, Griet, die in het boek een belangrijke rol speelt, reikt hem dan die term ‘lachesisme’ aan. En daarmee gaat hij aan de slag.

Het verhaal wordt tot aan pagina 283 vanuit de gedachtenspinsels van Roderik geschreven, daarna neemt Caro het verhaal over en komen we meer te weten over haar standpunten. Was dit als een soort tegengewicht bedoeld? Het vallen stopt.
Inderdaad, het hele verhaal had wat tegenspraak nodig. Ik wilde haar stem ook laten horen. Zo lezen we hoe haar zoektocht verloopt.
En dan is er ook nog een tweede reden die eerder technisch van aard is. Roderik beraamt op het einde van het boek een plan, een interventie. Als ik in dit vanuit zijn oogpunt was blijven schrijven, was het voor de lezer én voor Caro geen verrassing geweest. Maar meer verklap ik daar uiteraard niet over. Daarvoor moet je het boek zelf lezen.

De schrijfster Connie Palmen zei me eens : ‘ Kind, in elk van mijn boeken zit er een stukje van mezelf, want anders kan je geen boeken schrijven’. Waar zit het stukje van jezelf in dit boek?
Oh, ik ben op veel plaatsen ! In het verhaal en in de personages zit heel veel van mijn leven en dat van mijn vriendinnen. Het feestje in de Cocteau heb ik echt meegemaakt. Het verhaal van het keukenkastje ook. Maar ik heb ook veel verhalen gebruikt die ik alleen maar van horen zeggen heb. En natuurlijk zijn er heel veel dingen vervormd en uitvergroot. De personages beginnen op den duur hun eigen leven te leiden en dan laat ik mijn referenties los en luister naar hen.
Maar ik heb er toch letterlijk een kleine scène ingestoken, waarin ik zelf passeer, zoals David Lynch of Hitchkock in hun eigen films. Het is een soort cameo of glimprol, waarbij een beroemde figuur optreedt in een film of televisieserie. Ik wil nu niet direct verklappen in welke scène.

Komt er nu nog een boek?
Ik heb acht jaar aan dit boek gewerkt. Dat was toch wel een geseling, maar telkens wanneer ik bepaalde passages herlas, kwam bij mij toch opnieuw de motivatie iets met de teksten te doen. Daarom heb ik wel zin om nog een boek te schrijven. Het is ook fijn om te weten wat je elke dag te doen staat.

Sylvie Marie, hartelijk dank, voor dit openhartig gesprek. Je vertelde me dat je eigenlijk drie verhaallijnen had, maar dat je maar een uitgewerkt hebt. Wat houdt je tegen om de andere verhaallijnen uit te werken?

Christel Van Renterghem

Cop. foto Sylvie Marie: Paul Vergauwe