Saskia De Coster in de Paarse Zetel, De Krook

27 februari 2021

Donderdag 25 februari 2021 ging Griet Pauwels in de Paarse Zetel in gesprek met Saskia De Coster. Griet Pauwels noemde Saskia De Coster in haar inleiding met recht een literaire duizendpoot. In 2000 werd De Coster opgemerkt met een verhaal in het Nieuw Wereldtijdschrift. In 2002 volgde Vrije Val, haar officiële debuut. Toen volgden Jeuk, Eeuwige roem, Held en Dit is van mij. Stadslezer en redacteur Sofie De Braekeleer volgde het gesprek en schreef onderstaand verslag.

In 2013 schreef ze met Wij en ik een Vlaamse roman van formaat waarmee ze op het literaire voorplan trad. Toen volgden Wat alleen wij horen waarin branie en melancholie op haar handelsmerk wezen en in 2019 het zeer goed onthaalde Nachtouders dat autobiografische fictie is en een nominatie kreeg. Eind 2020 volgde In de rij voor de nachtboot en daarnaast schrijft De Coster ook nog columns.

Saskia De Coster schreef haar eerste volzin in de zandbak toen ze twee was. Als kind uitte ze reeds de wens het ‘enige echte verhaal’ te schrijven. Ze getuigde toen al van tomeloze ambitie. Haar fantasierijke moeder zette haar verder op het literaire spoor. Het verhaal waarmee ze begon in het Nieuw Wereldtijdschrift was gelijkaardig van idee als in Wij en ik, tot aan het tapijten kammen toe.

Haar debuut was buitenissig. Ze wilde daarin haar liefde voor taal tonen. Ook haar opleiding als Germaniste speelde mee. Ze wilde als het ware een soort film maken in taal.

Samen met Annelies Verbeke richtte ze de VVV op. Er kwam een manifest om vrouwen op te roepen de literatuur te reanimeren. De Coster erkent dat de tijden nu anders geworden zijn. Er is een positieve beweging gaande. Vele jonge vrouwelijke schrijvers staan op en worden gewaardeerd. Bovendien worden schrijfsters uit het verleden nu wel gewaardeerd, zoals bijvoorbeeld Sylvia Plath. Een voordeel is bovendien dat daar waar schrijvers de verwachtingen van mannelijke rolmodellen moeten waarmaken, schrijfsters niet in de voetstappen van grote vrouwelijke rolmodellen moeten stappen. Zelf beschouwt De Coster Patricia De Martelaere, Virginia Woolf en Charlotte Mutsaers als haar voorbeelden.

Griet Pauwels vraagt De Coster wat haar aangezet heeft tot het schrijven van Nachtouders, over haar eigen ervaring als niet-biologische ouder en met zichzelf als personage. De Coster vertelt dat een boek altijd voortkomt uit een noodzaak. Hier was dit het krijgen van een kind, wat een mens fundamenteel verandert. Ze begon hieraan met het idee om een positieve, warme brief te schrijven aan haar kind. Ze kwam echter al snel tot het besef dat het resultaat te zeemzoet was en dat ze dingen uit de weg ging. Ze wilde nadenken over identiteit, over het verdwijnen van de duidelijke hiërarchie die vroeger bestond tussen ouders en kinderen. Het boek moest gaan over haar rol als niet-biologische mama, het bezoek aan het eiland van de donorvader, haar verwarring de enige niet-biologisch verwante persoon te zijn in het gezelschap, haar schrik of de combinatie van ouderschap en schrijverschap mogelijk was. Toen haar kind in gevaar was op het eiland, reageerde ze echter zo instinctief vanuit haar moederinstinct dat ze gerustgesteld was. Het moederschap zit wel degelijk in haar al is ze dan biologisch niet de moeder van haar kind. Ze vertelt dat ze dit boek nu niet meer zou kunnen schrijven. Ze is al door het proces van die twijfel heen gegaan.

Structuur is belangrijk voor De Coster. Bij elk boek wil ze de juiste vorm en toon zoeken. In de novelle De weddenschap die binnenkort verschijnt, verhaalt ze over een weddenschap in een zomerhuis in Italië en een driehoeksverhouding. Het wordt dus iets totaal anders na het voorgaande thema ‘moederschap’.

Ondertussen verscheen In de rij voor de nachtboot in opdracht van de Confituurwinkels. De opgelegde limiet was hier 6000 woorden. Het resultaat vertelt over een zoeken naar contacten, de afstand tussen twee mensen en de angst om iemand kwijt te geraken.

Op de vraag hoe ze staat tegenover het schrijven van een kortverhaal vertelt De Coster dat ze graag kortverhalen schrijft, omdat die haar een gevoel van vrijheid geven. Een roman is dan weer een heel groot iets, een groot project waar je je aan waagt. Toch vindt ze het ook fijn om volledig in een roman te kunnen verdwijnen. Ze vertelt dat als ze écht in de roman zit en met haar personages aan het praten is, ze geen telefoon kan opnemen of columns schrijven. Ze is dan gericht op de roman en niet op de buitenwereld.

Pauwels informeert naar ‘De sekte van Saskia’ die er kwam na het pamflet Moi les hommes, je les déteste van Pauline Harmange. De Coster weerlegt de kritiek uit Frankrijk dat dit een haatpamflet is. Volgens haar toont dit louter aan hoe de maatschappij is. Er is een geschiedenis van groot fysiek geweld tegen vrouwen. Er moet iets veranderen en tegelijkertijd werkten die structuren wel vroeger, maar in de huidige maatschappij doen ze dat niet meer. Zodoende kwam er het idee voor de sekte. Hoewel de oprichting van de sekte negatieve reacties teweegbracht zoals het verwijt dat mannen uitgesloten worden en dat vrouwen zich wentelen in de slachtofferrol, waren er ook positieve reacties van mannen. Waarom zouden vrouwen zich niet verenigen en praten, vonden zij. De bedoeling is volgens De Coster om in openheid een gesprek te kunnen voeren en te kijken hoe voor gelijke kansen te zorgen. Ze geeft toe dat ze weet dat sektes gedoemd zijn om te mislukken, maar de bedoeling is om erover te spreken. Op de vraag van Pauwels wat de volgende stap is, vertelt de Coster dat er op 6 mei weer een opname komt ter vervolg, waarin misschien ook mannen aan het woord zullen komen. Het doel is om openingen te creëren om te kunnen samenwerken.

Het is duidelijk dat De Coster ondanks de lockdown niet stil zit. Na haar kritiek op haar Alma mater, de KULeuven, voor de lacune in haar opleiding, nl. zelf schrijven, kaatste de KUL de bal terug met de vraag om Writer in Residence te worden. Er werd haar voorgesteld om zelf creative writing te geven. Ook komt er een link met hardlopen. Zelf loopt De Coster veel en daar heeft ze baat bij voor haar creativiteit. Er komt nu een groep die schrijft en hardloopt en een groep die enkel schrijft. Daarvoor komt er een samenwerking tussen Letteren en Sportkot om te onderzoeken wat het verschil is in de schrijfoutput.

Tot slot legt Pauwels haar de vraag voor of literatuur zal blijven bestaan in deze vorm. De Coster is stellig in haar antwoord. Neen, literatuur is nu al aan het veranderen. We schrijven meer dan ooit, denk maar aan Facebook en Whatsapp en dat heeft zeker invloed op hoe we met verhalen vertellen omgaan. Ook taal zelf is aan het veranderen. Dit frustreert haar geenszins, maar maakt haar vooral nieuwsgierig.

Herbekijk of herbeluister het gesprek. Bibliotheek De Krook stelde ook een dossier samen.

©Sofie De Braekeleer