Integere roman over zoeken en zwerven
Priemen, aanzwellen, dolen, woekeren, gracieus, talmen, flaneren,...
Nog maar enkele pagina's ver was ik in deze roman toen ik besefte: dit wordt een verhaal om van de taalpracht te smullen, en om traag te savoureren.
Dus deinde ik me mee op de woorden van Tülin Erkan (Turkse vader, Franse moeder, Engelse grootmoeder: van een taalbad gesproken!) die ons meetroont in de wereld van de luchthaven van Istanbul, waar de weifelende Sibil rondwaart.
"Dit hier is een plaats waar verdwalen tot kunst wordt verheven," lees ik op de eerste pagina. Het verhaal walst gezapig verder, en de ontmoetingen met veiligheidsagent Ömer en de verdwaalde ex-piloot Wernicke (duidelijke verwijzing naar afasie van Wernicke, want hij heeft moeite met taal) zijn ankerpunten in haar dagelijkse bezigheden.
Het Turks fruit op de cover, zeemzoet en verdovend, katapulteert onze protagonisten terug naar hun kindertijd.
Voor dit boek moet je je tijd nemen. Een slordige 200 pagina's, maar je merkt dat de auteur haar woorden zorgvuldig gewikt en gewogen heeft, en als lezer waardeer ik deze noeste arbeid graag met veel aandacht.
Mijn eeuwige respect voor deze serene roman over 3 mensen, balancerend tussen willen en durven. Want zoals Elsschot het al zei: "Tussen droom en daad staan wetten in de weg, en praktische bezwaren, en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren."
Synopsis
Sibel wacht in de luchthaven van Istanboel. Elke dag opnieuw mist ze haar vlucht naar Brussel. Een zieke piloot, een zonderlinge veiligheidsagent en een drugshond vergezellen haar op haar dwaaltocht.