Een bevrijdend einde
De novelle Mario und der Zauberer (1930) van de grote Duitse schrijver Thomas Mann heeft in de uitgave van Fischer Taschenbuch Verlag een bedrieglijk idyllische kaft. Twee jonge meisjes huppelen hand in hand over een zuiders strand. Het is avond. Lucht en strand kleuren rood. De meisjes zijn gekleed volgens de mode van de tijd waarin Thomas Mann het boek schreef, midden de jaren twintig.
De sfeer in Italië, waar het verhaal zich situeert, is op dat moment echter al veranderd. Het is er niet meer zo idyllisch. In enkele korte scènes schetst de schrijver het gewijzigde klimaat. Het is midden augustus en in de badplaats en het Grand Hôtel wemelt het nog van de plaatselijke toeristen. De niet-Italianen voelen zich behandeld als tweederangs gasten. Zo wordt het gezin van de verteller verplicht te verhuizen naar een ander deel van het hotel. Een van de kinderen wordt er door een adellijke dame uit Rome immers van verdacht een kinderziekte te verspreiden.
Wanneer het dochtertje, acht jaar oud en mager als een mus, haar badkostuum uitspoelt in het water, ontstaat een groot tumult. De nationale waardigheid is in het gedrang gebracht!
Maar het ergste moet nog komen. Het optreden van de magiër Cipolla. Hypnotiseur mag Cavaliere Cipolla zich niet noemen. Deze praktijk is immers verboden. Gaandeweg betovert de meedogenloze magiër echter zijn publiek. Hij hanteert daarbij redevoeringen en de rijzweep. Tot de ultieme vernedering volgt. Wanneer Mario, een twintigjarige kelner, in de figuur van de gebochelde Zauberer zijn geliefde ziet die hij op de mond kust. Het verhaal kent een gewelddadige ontknoping. Eenmaal ontwaakt schiet Mario, de magiër neer. De Zauberer heeft zijn hand overspeeld. Hij is - al te zelfverzekerd - te ver gegaan in de manipulatie van zijn publiek. Een bevrijdend einde, ik kan niet anders dan het zo te vinden, zo besluit Thomas Mann, van Joodse afkomst, deze antifascistische vertelling.