Satan, waar komt die vandaan?
Zitten die satans en demonen echt opgeslagen in ons collectieve geheugen? Wikken en wegen ze goed en kwaad, worden we er nog altijd door beïnvloed? Was God altijd al in het spel? Professor Dr. Daan Praet gaat met zeven collega’s op zoek naar Satan, in een geschiedenis van de duivel. Zelf werkt hij als hoogleraar aan de Universiteit Gent, Vakgroep Wijsbegeerte, in het Centrum voor de Studie van Christelijke Tradities.
Waar te beginnen om Satan ter sprake te brengen? De Griekse mythologie kende geen duivel, Hades was geen hel. De oud Griekse en Romeinse mensen maakten geen onderscheid tussen goede en slechte goden. Goden verenigden vele contradicties in zichzelf, ze waren weldadig en gruwelijk tegelijk, creatief en destructief in eenzelfde figuur. Wél kenden ze een ‘daimon’, een kracht die het lot voor de mens bepaalt, maar die niet te vergelijken was met de joods-christelijke duivel die een verdoemde ziel naar de hel stuurt. Plato beschreef bijvoorbeeld ook Eros veeleer als een daimon dan een volle god, soms met lieflijke dan weer met nefast kanten.
Pas met het antieke jodendom zal de demon een negatieve inkleuring krijgen: alle heidense goden werden tot daimones verketterd. Ook de joodse god Jahwe volgde deze tijdslijn: eerst was hij voor de mensen een goede én een kwade god, maar in de religieuze teksten begon rond 300 voor onze tijdsrekening de figuur van de duivel zich af te tekenen, Jahwe werd al het goede, de duivel al het gruwelijke. Het was de tijd dat het Perzische rijk over het Joodse rijk heerste.
De grote figuur in de antieke Perzische godsdienst was Arathustra, die in het mazdeïsme -zo wordt die godsdienst benoemd-, Ahura Mazda als de ‘wijze Heer’ vereerde. Nu had die Wijze Heer twee grote geesten geschapen: de Goede Geest, Spenta Mainyu, en … de Boze Geest, Angra Mainya. Twee Goden, lijnrecht tegenover mekaar.
Dat mazdeïsme had een enorme impact op het jodendom en later op het christendom. Vandaar komen het ‘gij zult geen godenbeelden maken’, ook de lineaire opvatting van de tijd met het goede dat uiteindelijk op het einde zal overwinnen, het begrip het laatste oordeel, het goddelijk vuur, en de opstanding der lichamen. Straffe gedachten dus, een zienswijze die het Christendom tot vandaag verkondigt.
Prof. Daan Praet baseert zich voor zijn bevindingen in de evolutie van veranderende denkbeelden op de oude geschriften als het Oude testament, bijvoorbeeld exodus 20:4, het Boek Daniël, en vele andere. Ook bij de Perzen was er al sprake van een heiland, de Saoshyant, die verlossing zou brengen. De maagdelijke geboorte van die heiland werd pas later door de joden geattesteerd.
De Perzen, uit het huidige Irak, werden op hun beurt dan weer beïnvloed door de nog oudere Indiase godsdienst. In Vedische teksten waren daevas nog de goede goden, tot deze in de latere legendevorming Zoroaster zouden aanvallen, toen werden het de slechte demonen.
Dat mazdeïsme werd de staatsgodsdienst onder de beroemde Perzische dynastie van de Sassaniden. Stichter was Mani, wiens verkondiging de ultieme openbaring was, na Zoroaster, Boedha, Jezus en Mohammed. Uit de smeltkroes van oude culturen verscheen hier de duivel als medeschepper en als medeheerser van deze wereld, naast de goede god.
Kerkvaders als Augustinus en na vele herbronningen doorheen vele Oecumenische concilies, meegaand met de tijd, vormden tenslotte de catechismus van de Katholieke Kerk. Toevoegingen om een en ander te duiden klinken nog bekend in de oren, gevallen engelen en de eeuwige straffen in de hel bijvoorbeeld.
De joodse bijbel gebruikte sinds Koning Salomon het woord satan als ‘tegenstander’ in een menselijk conflict. Satans, duivels, waren de vijandige buurvolkeren. In de context van David, in 1 Koningen 5, 18 en 11, 25 was David nog de satan, omdat niemand David als satan wou, gevreesd als gewone sterveling in de strijd. Later zal de bijbel dan weer evolueren naar de satan-engelen die de mensen dwarsbomen in opdracht van Jahwe, toen waren ze evenwel nog niet opstandig tegenover God. Engelen komen van het woord angelos, door de bijbel overgenomen uit het Grieks, wat gewoon ‘boodschapper’ betekende. De goede boodschap noemen we nu het eu-angelion.
Het oude testament ontwikkelde verder: Satan, werd een kracht die tegen de wil van God in zou durven gaan, in den beginne zelf nog wel deel uitmakende van de hofhouding van Jahwe, tot later als de zelfstandige satan, het kwade op zichzelf. Er veranderde ontiegelijk veel: de oudste joodse geschriften spraken zelfs nog van hun ‘elohim’, de ‘goden’. Pas na de Babylonische ballingschap in de zesde eeuw voor Christus werden goden uit andere godsdiensten ‘vals’ genoemd. Jahwe werd de enige bron van moraal. In het oudste testament werd ‘Jahwe en zijn Ashera’, de oude vruchtbaarheidsgodin van de Feniciërs en de Kanaänieten nog als een goddelijk echtpaar vermeld, later zal Ashera verworden tot de naam van een demon. Vele uiterlijke en innerlijke kenmerken van de duivel en zijn volgelingen zoals ze tot ons kwamen kunnen zo perfect herleid worden tot oude verdwenen goden uit andere culturen; Beëlzebub bijvoorbeeld, Azaël, Barakiël, Belial, Mastema uit het boek Jubileën, of Moloch uit het boek Jeremia, de spotnaam voor de Fenicische godheid Baal Hammon aan wie in de oudheid kinderoffers gebracht werden.
Over satan, demonen, duivelspacten, uitdrijvingen, het absolute kwaad, volksgeloof, magie en geloof, valt onnoemelijk veel te vertellen. Onze recente geschiedenis, religieuze roots en de cultuurgeschiedenis van de ons omringende wereld staan bol van verhalen en veranderende visies. Zeven collega’s van Professor Praets, alle verbonden aan de Universiteit Gent, schrijven in dit boek hun bijdrage vanuit eigen kennis en andere invalshoeken rond hetzelfde thema. Zo komen diverse vakgroepen aan bod: Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen, Geschiedenis, Taal en Cultuur, Letterkunde, Kunst-, Muziek- en Theaterwetenschappen.
Benjamin De Vos gaat in op die duivelspacten, Jeroen Deploige heeft het over de vele werken van de duivel in de volle middeleeuwen; Annelies Lannoy over denken rond zwarte magie; Caroline Janssen specifiek over Satan en de demonen in het Islamitisch cultureel erfgoed; Benjamin Biebuyck ontleedt Mepfistopheles in de Faust van Goethe; Koenraad Stroeken gaat op zoek naar de duivel in Afrika, want die zit daar ook, en Raf Geusens bekijkt de duivel in de film: the exorcist als het grote voorbeeld.
Prof. P bracht deze auteurs einde 2023 samen in een jaarlijkse lezingenreeks binnen het Centrum voor de Studie van Christelijke Tradities. Hun wetenschappelijke inzichten leidden tot dit wonderlijk geïllustreerd boek. Het Centrum, CSCT, werkte hier voor samen met Liberas, het Centrum voor de geschiedenis van het vrije denken en handelen, en het Gentse Geuzenhuis. De lezingen zijn via video-opnames vrij toegankelijk te volgen op het internet, zowel op het YouTube-kanaal van Liberas als op dat van de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte van de UGent.
Synopsis
Geschiedenis van de duivel in al zijn gedaanten, vanaf het ontstaan van de figuur in het antieke Midden-Oosten en zijn ontwikkeling binnen de monotheïstische godsdiensten tot zijn verschijning in Afrikaanse culturen en in de westerse populaire cultuur. Met foto’s en illustraties in kleur.