Gent door ‘vreemde’ blik: bij de Draak en de Leie
Literaire wandelingen op zondagen 18 en 25 mei 2025 (tussen 10 u en 13.15 u), ter gelegenheid van 5 jaar Gent Leest.
Met dank aan talrijke actieve stadslezers van Gent Leest, aan alle redacteurs en de ruim 160 medewerkers van Literair Gent en last but not least de ‘Gentse’ auteurs zelf, uit binnen- en buitenland – voor meer info over auteurs met een lemma en/of een nieuwsbericht kan in het verslag hierna doorgeklikt worden.
De wandeling is ook schatplichtig aan onze Literair Gent-partners: het STAM en de Erfgoedcel Gent, Bibliotheek De Krook en Gent Leest, Archief Gent, Universiteit Gent en het Poëziecentrum.
Literair Gent-gidsen Jean-Paul Den Haerynck en/of Joël Neyt gaven eerst nog kort toelichting bij de opzet van de wandeling “Gent door ‘vreemde’ blik”: een totaal ander perspectief innemen, vergelijkbaar met de beleving van de luchtfoto op de vloer bij de opening van het STAM in 2010.
Onze gidsen staken van wal met een belangrijk advies bij het bezoeken van een stad, bij monde van Richard Minne “Zie beslist af van elke logica en werp u hals over kop in de fantazie” en enkele opmerkelijke uitspraken (hierna kort geciteerd):
“Gent is een wolkenstad (…) het werk van Gentse dichters die de wolken begrijpen en zien dat over de torens van de stad altijd luchtschepen voorbijdrijven” (Wim Brands);
“De eerste zes maanden dat ik in Gent woonde (…) met vlinders in de buik: opwinding, verwondering, de lust om helemaal in deze schone Oost-Vlaamse op te gaan” (Serge Van Duijnhoven);
“Gent is een stad van paradoxen en tegendraadsheid (…) In zijn turbulente, meer dan duizend jaar tellende geschiedenis heeft Gent het imago van een weerbarstige, ruwe kemphaan gekweekt
(Marco Daane en Dirk Leyman);
“Ik geloof niet dat in heel de kristelijke wereld een stad te vinden is die de vergelijking met Gent kan doorstaan (…) nergens zo opvallende voorbeelden van Antieke volmaaktheid”
(Desiderius Erasmus);
“Gent is zwart, hard, feodaal, triomferend, gewichtig, onbeschaamd, met een gruwelijk verleden, kortom een soort nachtmerrie”
(Michel De Ghelderode);
“De belangrijkste stad is Gent (…) gebouwd op de oostelijke oever van de Leie, op een knooppunt van wegen (…) vele mooie gebouwen, omringd door rijke akkers, boom- en wijngaarden”.
(Muhammad Al-Idrissi).
Bij en onder de stadshal (een realisatie van architectenassociatie Robbrecht & Daem en Van Hee; dankzij het Gentse taalvernuft ook de Schaapstal genoemd bij de opening in 2012) werd herinnerd aan de weggestemde ondergrondse Belfortparking (referendum 1997). De lege plek van het Emile Braunplein werd ingepalmd en groeide uit tot o.m. een ontmoetingsplek. Cultuurfilosoof en architectuurcriticus Bart Verschaffel

verwoordde in “Gent, het centrum als breukvlak” precies die Gentse karakteristiek, dat “de stad Gent gegroeid is vanuit een lege ruimte (…) die niet toelaat te centraliseren”.
Dezelfde leidraad namen de gidsen mee voor hun tocht die begon met een ‘brede kijk’ op de kunstwerken en monumenten in de omgeving van de stadshal en verder liep langs andere historische centra en pleinen met enkele verrassingen in straten, steegjes, bij het water en met zelfs aandacht voor de actualiteit.
Buiten de stadshal, aan de kant van de Sint-Niklaaskerk, werd eerst de klokkenstoel van Klokke Roeland of de ‘Grote Triomfante’ toegelicht met daarop De Maagd (2014), het eerste publieke werk van kunstschilder Michaël Borremans, een zwart meisje dat verwijst naar de Maagd van Gent en naar het Lam Gods. En daarna speelde Klokke Roeland (lees ook: het Vlaamse verzetslied van Albrecht Rodenbach) zelf een belangrijke rol in De bankroet jazz, een van de vroegste Vlaamse filmscenario’s (circa 1919-1921), van Paul van Ostaijen over een dadaïstische revolutie die heel Europa bankroet doet gaan. Ook de Deense dichter Johannes Joergensen herinnert aan het belang van de Gentse stormklok in een aanklacht tegen de Duitse leugenachtigheid in de Eerste Wereldoorlog.
We bewogen richting Belfort en keken naar beneden in het parkje. De beeldengroep De Fontein der Geknielden (1937; in de volksmond, de ‘Pisserkes’) van George Minne inspireerde de Zuid-Afrikaanse dichter Ernst Van Heerden in een gedicht over Gent tot de regels “maar het delicate balletgebaar/ van die vijf magere jongens/ veranderde zelfs het carillon/ in steen”. De dichter schonk ook zijn volledige bibliotheek Zuid-Afrikaanse poëzie aan het Poëziecentrum in 1998.
Onze blik naar boven bleef haken aan de draak op het Belfort, volgens Marcus van Vaernewyck (bekend voor zijn verslag over de Beeldenstorm in 1566) ”ghecommen van (…) Constantinopelen, als zy van (= door) Boudewijn, den grave van Vlaenderen ghewonnen wiert”, wat historische fictie is. En de Oost-Vlaamse Hendrik Orban (pseudoniem van Pol Verstraete) liet de draak als een monster alle Gentse kunstschatten roven en verbergen in het Gravensteen – een bizar, moraliserend verhaal om de Gentse rijkdom beter naar waarde te leren schatten.
Het Belfort zorgde voor een waargebeurd verhaal en een historische thriller avant la lettre. De Duitse natuurkundige en reiziger Georg Forster bracht in zijn Reisebriefe... verslag uit over een historische brand in het Belfort en de Gravensteenwijk in 1789 en was daarin ook verontwaardigd dat de ‘stroppendragers’ uit Gent, die toch inzake burgerlijke vrijheden een voorbeeld waren, een standbeeld voor Keizer Karel hadden opgericht op de Vrijdagmarkt (later vervangen door een voor Jacob van Artevelde).
Philip Kervyn de Volckaersbeke schreef Le songe d’un antiquaire, over een document uit 1070, de ‘Coop van Vlaanderen’, waarin graaf Robrecht I vrijstelling beloofde van nieuwe belastingen, dat spoorloos geraakt in 1537. In 1853 zoeken drie amateur-historici het document in het Belfort maar ze worden gedwarsboomd door de geest van jawel, Keizer Karel.
Het beeld van de Mammelokker (Gents dialect voor de “borstzuiger”; naar een Romeinse legende waarbij de oude Cimon in de gevangenis overleeft dankzij de borstvoeding van zijn dochter Pero) op de voormalige cipierswoning / stadsgevangenis, die aanleunt tegen het Belfort en de Lakenhal (nu houdt de Gentse Ombudsdienst daar kantoor), genereerde enerzijds een positief verhaal bij de Duitse auteur Johann Wilhelm Wolf voor de vader, die genade krijgt van de graaf, en anderzijds niet op genade mag rekenen in de bekendste ‘feministische’ en autobiografische roman De vermaledijde vaders van Monika Van Paemel, die zich de vraag stelt: moet men hem wel redden?
En voor we naar de Sint-Jacobswijk wandelden, verrasten ons nog enkele historische ‘weetjes’ over en in het Stadhuis.
Antonius Sanderus (bekend van Flandria Illustrata of Verheerlijkt Vlaandre) schreef in 1633 een brief naar het stadsbestuur (lees: de Schepenen van der Keure) om een openbare bibliotheek in te richten in het Stadhuis “tot ghemeyne [gemeenschappelijk] ghebruyck der insetenen der stede van Ghendt, ook tot cieraet der selver stede...” ̶ een belofte die nooit ingelost is.
Het vroegste publieke stadsgedicht was een ‘raadsgedicht’ op de gevel van het Stadhuis: bedoeld om de wetgeving te doen eerbiedigen, naar aanleiding van de veroordeling in 1480 van ene Willem vander Scaghe wegens het overtreden van de kieswet.
Ter herinnering dichtbij het Stadhuis, een gedicht uit de Gentse Poëzieroute: Toen ik klein was en onder tafel woonde van de eerste officiële moderne stadsdichter van Gent (2003-2004), Roel Richelieu van Londersele. Het werd in brons vereeuwigd door kunstenaar-keramist MaRf aan de voet van het Belfort (kant Sint-Baafsplein).
Bij het standbeeld van Karel Waeri (Bij Sint-Jacobs naast de kerk) zong gids Joël twee strofes en het refrein van De Pater Klokkeluider, een van de tien satirisch-sociale (protest)liederen die uitgewerkt zijn door beeldhouwer-volkszanger Walter De Buck in het kunstwerk (5.30 m hoog, 5 ton Spaanse granietsteen) met helemaal bovenaan de “Gentse Béranger” Waeri. Zijn liedjes worden nog altijd gezongen door o.m. Wim Claeys en de groep Buck.
En gids Jean-Paul wees ons eerst op de magische sfeer van de Sint-Jacobskerk die ook de “Belgische Edgar Allen Poe” (volgens de Franse krant Le Figaro), Jean-Ray (cfr. bij de Leie en het water) wist te benutten. Hij

boeide onze groep daarna met een stukje tragikomisch verhaal, Het huwelijk van juffrouw Bonvoisin, met hoofdrollen voor de genoemde oude vrijster uit de titel, haar papegaai en Hannedouche, de uitgetreden priester en zwarte missenlezer.
Door de Wijzemanstraat wandelden we naar de Vrijdagmarkt.
Bij het standbeeld van Jacob van Artevelde keken we achterom naar de gevel van het Poëziecentrum, het begin van de Gentse Poëzieroute, met het gedicht Schildersverdriet van Paul Snoek en de beginregels “Alle stenen, alle steden / zijn oorden van verderf en kunst”.
Zowel het standbeeld als de figuur van Jacob van Artevelde (volksleider met de gestrekte arm naar Engeland, vanwege de voordelige lakenhandel voor Gent in de 14de eeuw) inspireerden diverse auteurs tot korte fragmenten respectievelijk Herman Brusselmans die glimlacht bij de “komische wambuis” van Van Artevelde in Een dag in Gent (boekomslag met silhouet Gentse torens) en meer bevlogen woorden bij Jan Schepens in Polyfoto, “Ik wil dat mijn asch gestrooid wordt (...) over de Vrijdagmarkt (...) omdat ik daar altijd herinnerd wordt aan de drie symbolen, die mijn leven beheerschten: het WILLEMSFONDS (...) ANSEELE (...) ARTEVELDE”.
Maar de belangrijkste auteur bij Arteveldes standbeeld was de beroemde Armeense dichter Daniel Varoujan, die stierf in de Armeense genocide (1915, de term ‘genocide’ staat nog altijd ter discussie, vooral in Turkije). Hij hoopte in zijn gedicht A la statue de Van Artevelde (1908) dat de Gentse held zijn dichterschap wilde bezielen om zijn gemartelde Armeense volk te helpen de ketenen te verbreken.
Blijvende waardering kreeg Varoujan, die van 1905 tot 1909 aan de UGent Politieke Wetenschappen studeerde, dankzij een gedenkplaat met een citaat in het Armeens (illustratie getoond) in de Boekentoren (Rozier), die ingehuldigd werd in 1958.
Op het Grootkanonplein bij de Dulle Griet / Groot Kanon (illustratie getoond van het Belfort en Dulle Griet door de Franse auteur Victor Hugo) vertolkten de gidsen een dramatisch moment uit het Gesprek tusschen het Belfort en de Dulle Griet van de Gentse Augustijner monnik en hekeldichter Jozef P. J. Verheggen, waarin het Belfort Griet aanmaant te vuren tijdens de Brabantse Omwenteling tegen het Oostenrijkse bestuur.

En voor het eerst waren toen de Leie en het Gentse water dichtbij, een belangrijke inspiratiebron voor talrijke auteurs.
De gidsen kozen eerst voor de magie van het water uit het verhaal Le génie inconnu van de eerder genoemde Jean Ray, kind van de waterrijke Sint-Jacobswijk (geboren in de straat Ham). Het verhaal is gesitueerd in de omgeving van de Krommewalbrug (zichtbaar bij en vanop de Zuivelbrug waar we ons bevonden):
“De Leie beschrijft daar een korte bocht die zich als een arm rond een slapend kind legt. Wonderlijk hoe in de grijze, roze, oranje, blauwachtige huizen het water weerkaatst”.
En passant kwam ook de wonderlijke schrijver Multatuli – beroemd van Max Havelaar (1860), een felle aanklacht tegen het Nederlandse koloniale beleid ̶ ter sprake, die in een van de huizen voorbij de Krommewalbrug aan de Huidevetterskaai, in het toenmalige gebouw van het Van Crombrugghe Genootschap (nu: Eetkaffee Multatuli) toegejuicht werd door wel “1300 Gentse werklieden”. Het inspireerde een groep ‘socialisten’ in 1874 tot het oprichten van het Multatulitheater.
Maar Ray is vooral bekend van mysterieuze (griezel)romans en verhalen waarin regen en kou en water als een ondefinieerbare ANGST (das “GRAUEN”) in de personages kruipen. In die sfeer werden korte fragmenten gelezen uit de novelle Over water van Lieven Tavernier en uit de jeugdroman Duivelsoog van Jean-Claude van Rijckeghem & Pat van Beirs.
Een bijzondere betekenis kreeg het Gentse water voor Bart Koubaa in Het gebied van Nevski, een ironische roman over een taalstoornis, waarin hij o.m. schrijft:
“Ondanks dat mijn taal tekortschiet (...) is de S, de vorm die het Gentse binnenwater vanuit de lucht op het plan beschrijft (...) de wervelkolom van de stad (...) de essentie van wie ik ben”.
En ook geen angst voor het water bij Stefan Hertmans (op 16 mei gevierd als Alumnus van de UGent 2025) in Steden, maar een openbaring toen hij tijdens een tentoonstelling in het Patershol vaststelde dat er water achter zijn huis in Drongenhof stroomde – hetzelfde huis met zijn bewoners dat een hoofdrol speelde in zijn roman De opgang.
Via de Zuivelbrugstraat loodsten de gidsen ons eerst naar het Patershol met zijn smalle straatjes en steegjes.
Korte haltes waren er in de Trommelstraat waar Joël wees op een gebouw dat ook te zien is op een aquarel met potlood Patershol te Gent (1915; andere titel: Het straatje) van etser-tekenaar Jules De Bruycker. In het aangeduide gebouw (vroeger: bidkapel van de Geschoeide Karmelieten of Vrouwebroers) bevond zich het voormalige atelier van Julius De Praetere waar de Gentse dichter Karel van de Woestijne De Bruycker voor het eerst ontmoette (cfr. Sint-Veerleplein/Gravensteen).
Actueel: expo Jules de Bruycker in het MSK tot 29 juni 2025.
Via de Haringsteeg kwamen we in de Geldmunt – de naam is ontleend aan het middeleeuwse Muntgebouw van de Graven van Vlaanderen, die in het Gravensteen verbleven; het gebouw is verdwenen en bevond zich tegenover het witte huis (Geldmunt nr. 36; vroeger de kapel van Sint-Elooi).
Jean-Paul vertelde over twee Spanjaarden die in dienst waren van het Spaanse hof en

en boeiend verslag gaven over de Blijde Intrede van Keizer Karel en zijn zoon Filips in Gent (1548).
Juan Calvete de Estrella beschreef het hele traject van de Blijde Intrede waarin vooral vijf triomfbogen opvielen met rijkelijk aangeklede allegorische taferelen op portieken die o.m. ook halt hielden aan het Muntgebouw, met lofbetuigingen voor Karel de Grote en Lodewijk de Vrome; ook de “courses
des cannes”, de stokkenwedstrijd, zeg maar nagebootste ridderlijke steekspelen, vielen in de smaak. Vicente Alvarez merkte nog ‘vreemdere’ zaken op: de Vlaamse vrouwen zaten op stoelen en niet op de grond (naar oud-Moorse traditie), waren properder en hadden meer finesse, en over het hele parcours van de stoet zaten “acht- tot dertienjarige meisjes (sommige getuigen telden er meer dan duizend!), gekleed in wit linnen, (...) op verhoogde stoelen en hielden toortsen vast om het geheel feeëriek op te luisteren.”
Op het Sint-Veerleplein bracht Jean-Paul het relaas van een ooggetuige bij de opbouw van het Gravensteen circa 1180, de Franse auteur Chrétien de Troyes, de schrijver van Arthur-romans, die in dienst was van graaf Filips van den Elzas, die hem de kern toevertrouwde van de graalqueeste (= zoektocht naar de Heilige Graal). Het inwijdingsritueel stond waarschijnlijk beschreven in een handschrift dat al bijna twee eeuwen in de Gentse Sint-Pietersabdij (“in Blandinium”) was bewaard; het was daar achtergelaten door de Engelse abt Dunstan van Glastonbury, die als politiek vluchteling in de abdij verbleef.
Joël las nog enkele dichtregels uit Gravensteen, grafsteen van Willie Verhegghe, een gedicht uit de Poëzieroute dat in de toegangsruimte van het Gravensteen verankerd is (plastisch ontwerp van Camile van Breedam) . De pauze in cafe ‘t Geduld werd passend ingeleid met het tonen van de ets Markt in Gent (Het Veerleplein) uit 1906 van Jules De Bruycker, waarbij een kort humoristisch en levendig fragment hoorde uit een prachtig kunstessay van Karel van de Woestijne over deze ets en over Jules De Bruycker.
Na de deugddoende pauze met gratis traktatie ter gelegenheid van 5 jaar Gent Leest, liepen we via de Jan Breydelstraat, langs de Korenlei en Onderbergen evenwijdig met de Leie tot de Recolettenbrug (tussen Gebroeders Vandeveldestraat en Koophandelsplein), waar we afscheid namen van de Leie met het voorlezen van twee gedichten van Gentse dichteressen:

op 18 mei Uw lichaam ligt gerust gelijk de Leie ... van Christine D’haen (1923-2009); op 25 mei zomereinde aan de leie van Miriam Van hee (1952).
De gidsen leidden ons dan naar de Opera en het gevelgedicht Da Capo (Italiaanse muziekterm voor “vanaf het begin”) van Ramsey Nasr (Nederlands acteur, dichter, proza- en toneelschrijver en librettist). Dit gelegenheidsgedicht werd in 2002 opgenomen in de Poëzieroute na de voorgevelrestauratie van het operagebouw en bij de regie van Nasr van Il re pastore (De koning-herder) van Mozart in de Gentse opera.
En bijzonder en relevant voor de plaats: het achtjarige, muzikale ‘wonderkind’ Wolfgang Amadeus bracht met zijn vader Leopold Mozart een kort bezoek aan Gent in september 1765.
Uit Leopolds reisschriftje kon opgemaakt worden dat de familie Mozart logeerde in het schuttershof-hotel van de Sint-Sebastiaansgilde op de Kouter
(tussen het huidige operagebouw en de Handelsbeurs; nu Standaardboekhandel, eerder openbare stadsbibliotheek 1980-1992). Wolfgang speelde in Gent ook op het nieuwe Van Peteghemorgel in de abdij van de Cisterciënzers (Baudeloabdij) en maakte in Gent voor het eerst kennis met de beiaard als een echt muziekinstrument.
Jean-Paul verraste ons nog met een andere markante bezoeker, de Britse schrijfster en vroege feministe May Sinclair, die in haar psychologische roman The Belfry (1916) een romantische liefdesscène laat afspelen in een Gents hotel, aan de “Place d’Armes”. En uit Sinclairs oorlogsjournaal weten we dat het gaat om het Hôtel de la Poste
(ondertussen een volwaardig luxehotel na het slopen van het Sint-Sebastiaanshof) aan de Kouter, met zijn sierlijke interieur en bijna magische glaspartij in de traphal.
We wandelden richting Korte Meer (hoek Kouter, Zonnestraat) langs boekhandel Het Paard van Troje. – Voor een lijst van Gentse boekhandels, raadpleeg de rubriek ‘Leesstad’ in de website van Gent Leest.
Bij het gedicht van Lut De Block, Een kus op de Kouter, één van de zes gedichten in de Poëzieroute die symbool staan voor de schending van de mensenrechten, hielden we stil. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was de Kouter een deportatieplaats, die erg beeldend in het gedicht verwerkt zit.
De beginregels “Zoals een vallend blad / zo viel jouw naam” communiceren ook met het kunstwerk Mystic Leaves (latere aanvulling van de gidsen Literair Gent), het uitvergrote, opkrullend blad van de Amerikaanse kunstenares Jessica Diamond, dat met andere bladeren in de granieten tegels van de Kouter ingewerkt is en die verbonden zijn met de bloemen en de planten op het Lam Gods, vulde een alerte wandelaar later aan.
Jean-Paul sloot het oorlogsthema en het schenden van de mensenrechten af met een kort fragment van de Vlaamse auteur Eriek Verpale, wiens overgrootmoeder, “de Jiddische”, van Pools-Joodse afkomst was. In zijn Olivetti 82 gaat het over een fakkeltocht die de Joodse gemeenschap van Gent, toen onder leiding van bakker Bloch, organiseerde op acht december 1977 voor de vrijlating van Anatoli Tsjaranski en die eindigde op de Kouter “omdat uitgerekend dáár tijdens de oorlog de Gestapo zijn hoofdkwartier had.”
Onderweg naar onze laatste halte maakten de gidsen even tijd voor een vredesmoment ter hoogte van de hoek Voldersstraat-Sint-Niklaasstraat.
Jean-Paul ging met ons terug naar de zogenaamde Vrede van Gent in 1814 die tot stand kwam dankzij John Quincy Adams, de latere zesde President van de Verenigde Staten. Die leidde de moeizame (7 maanden) Engels-Amerikaanse onderhandelingen na de Napoleontische oorlogen in 1812, maar uit zijn Memoirs ... en persoonlijke correspondentie was op te maken dat hij ondertussen ook genoot van het culturele leven in Gent. De Amerikaanse delegatie verbleef o.m. in het voormalig huis Dons de Lovendeghem (hoek Veldstraat/Voldersstraat) waar een herdenkingsplaat hangt (titel Verdrag van Gent; illustratie getoond). Ten slotte herinnerde Joël aan de passage van ex-president Bill Clinton in de nabije Aula UGent, net na 9/11 in oktober 2001, en aan de expo Over the edges van wijlen Jan Hoet (25 jaar geleden) met de controversiële zuilenham van Jan Fabre.
Via de smalle Benne-, Magelein- en Sint-Baafssteeg bereikten we vlot het Sint-Baafsplein en kwamen uit op het standbeeld dat hulde brengt aan Jan Frans Willems, de ‘vader van de Vlaamse Beweging’ en zijn medestanders voor de Nederlandse taal- en letterkunde. Al in het midden van de negentiende eeuw kregen zij actieve steun van een Duitse dichteres en vertaalster Luise von Ploennies die ook nauwe contacten

onderhield met o.m. Willems (fragment Eine Soiree bei Willems, zie website Literair Gent, ook Nederlandse vertaling). Haar Reise-Erinnerungen aus Belgien (1845) met een verslag over o.m. Gent, werd beschouwd als een van “de eerste uitvoerige studies over de Nederlandse literatuur in Duitsland” (dixit em. professor Herbert van Uffelen, Universiteit Wenen, Neerlandistik).
Joël liet ook het beeld van Reinaert De Vos niet onopgemerkt op het voetstuk van het standbeeld (kant Sint-Baafskathedraal) en herinnerde aan de Reinaertbewerking van Willems uit 1834. Hij las vervolgens een kort fragment uit Reinaard: schelmenroman (in verzen), de nieuwe bewerking van Tom Lanoye, waarin Reinaert in een beroemde Gentse scène (“In een gehucht dat Hyfte heet / Niet ver van Gent”) zijn vader beschuldigt van hoogverraad tegen koning Nobel.
Daarna vroeg Jean-Paul aandacht voor het openen van het retabel van het Lam Gods in de Sint-Baafskathedraal door de Nederlandse dichter Jan Visser: “Omzichtig opent de suppoost van de Vijdkapel / het lam gods”.
Zo werd ook ruimte gecreëerd voor grote namen respectievelijk uit de zestiende (en daarna de twintigste) eeuw, zoals de beroemde Duitse graveur, schilder en kunsttheoreticus Albrecht Dürer. Hij noemde in zijn Tagebuch ... , na zijn reis door de Lage Landen in 1521, het Lam Gods “een wonderbaarlijk en zeer knap vervaardigd schilderij (...) vooral die Adam, Eva en de Drievuldigheid”. Jean-Paul toonde ook de illustratie met het schilderij Dürer in de Vijdkapel (1840) door Pierre François de Noter en Félix de Vigne.
De Franse existentialistische schrijver en Nobelprijswinnaar Literatuur 1957 Albert Camus liet in zijn roman La chute (1956; De val, 1957) zijn hoofdpersonage Clamence aan het woord. Hij heeft alle zekerheden verloren door de zelfmoord van een vrouw niet te willen voorkomen. Als het verdwenen Lam Gods-paneel De Rechtvaardige Rechters (Les juges intègres) op het einde van de roman uit een van zijn kasten tevoorschijn komt, weigert hij het terug te geven, want – zijn reden is heel actueel! – “er is geen Lam, er bestaat geen onschuld meer” in de moderne hel die de wereld geworden is.
Camus’ kritische afwijzing van het Lam Gods is verwant aan de maatschappijkritiek van Dominique De Groen in de dichtbundel Offerlam (2020; Cultuurprijs Stad Gent 2022), waarin o.m. het Lam Gods uit zijn ‘habitat’ van de Sint-Baafskathedraal verdwijnt en deel is van de markt:
“gevierendeeld door de krachten van de markt (...)/ Het offerlam loopt leeg, alleen op het slachtblok. / Koud hard bloed sijpelt door de eeuwen. Ik ril.”
Joël vervolgde. De kunstzinnige en religieuze omgeving in de Sint-Baafskathedraal en de literatuur kunnen de wereld niet redden maar blijven onontbeerlijk in ons bestaan en zorgen voor:
schoonheid en rust in het gedicht Crypte van de Sint-Baafs te Gent van de Nederlandse dichter Jacques Hamelink;
troost en hoop tegen een ziekte dankzij het ‘vermiljoenrood’ en de ‘kleurexplosie’ op het Lam Gods-schilderij in de roman Het lam (2013) van de Nederlandse auteur en beeldend kunstenaar Jannie Regnerus;
reflectie over leven, religie, schrijverschap, natuur en jeugdherinneringen in De schaamsoort: briefgedichten aan Guido Gezelle
(2024) van Paul Demets (Grote Poëzieprijs 2025): “Schrijven wou ik, zoals het Lam / naar de wereld kijken”;
rouwverwerking o.m. in Gent, van het hoofdpersonage voor de dood van zijn geliefde Paule, dankzij de schoonheid en het belang van het Lam Gods in de debuutroman Meuse l’oubli (1999; Rivier van vergetelheid, 2010) van de Franse auteur, filmscenarioschrijver en cineast Philippe Claudel, waarin de signatuur van meester Van Eyck (‘Als ij kan’of ‘Als ich kan’) opgenomen is.
Eerst vermeldde Jean-Paul nog het merkwaardige verschijnen van het Lam Gods, evenwel zonder hoofdrol, in Mussche (oorspronkelijke Baskische titel, in het Nederlands Wat beweegt de wereld?) van de Baskische topauteur Kirmen Uribe. Een roman gebaseerd op ware ‘Gentse feiten’, rond Johan Daisnes boezemvriend Robert Mussche en de Gentse ‘niños de la guerra’ (uit Baskenland naar Vlaanderen overgebrachte kinderen op de vlucht voor de Spaanse burgeroorlog 1936-1939).
Daarna zorgde Jean-Paul voor een prachtig slotakkoord met lofuitingen voor de veelgeprezen en bijzonder goed gedocumenteerde roman Margriete (2022) van de Gentse schrijfster Kathleen Vereecken (1962), die het Lam Gods benaderde via de levensloop en de ogen van Margaretha van Eyck, zus van Hubert en Jan van Eyck. Hoewel erg weinig over haar is geweten, behalve dat ze ook schilderde, komt ze in de roman echt helemaal tot leven en krijgt ze een belangrijke rol toebedeeld in de meesterlijke olieschilderkunst en het atelier van haar beide beroemde broers; twee voorgelezen fragmenten konden dat illustreren.
(verslag door gidsen en co-auteurs Jean-Paul Den Haerynck en Joël Neyt)
LEESLIJST bij de GentLeest-wandeling GENT DOOR ‘VREEMDE’ BLIK-mei 2025
(hoofdauteur in kapitalen, fragment- en boektitel in vet; in volgorde van de wandelinghaltes)
STADSHAL
RICHARD MINNE: Aantekeningen van een Gentenaar, 1939, geciteerd naar Yves T’Sjoen en Els van Damme: Richard Minne: Gentenaar in Latem (2015), p. 13 e.v., ook opgenomen in de bundel Vlaandren, o welig huis: zooals Vlaamsche schrijvers hun land zien (1939), p. 71 e.v. – ook online op dbnl: https://www.dbnl.org/tekst/bom_001vlaa01_01/bom_001vlaa01_01_0008.php
WIM BRANDS: “De fanfare die een olifant opat”, in: City Books Gent, 2015, p. 13-15)
SERGE VAN DUIJNHOVEN: “Afscheid van Gent”, column in: De Morgen, 03.07.1999)
MARCO DAANE en DIRK LEYMAN: “De paradoxale magie van Gent”, in: Gent de dubbelzinnige, 2000), p. 7-18
DESIDERIUS ERASMUS: La correspondance d’Erasme, vol. VIII (1979), p.65)
MICHEL DE GHELDERODE: La Flandre est un songe (1953)
MUHAMMAD AL-IDRISSI (Latijn: DRESES) – zie in:
Emmanuel Gerard (et al.): De Canon van Vlaanderen in 60 vensters (2023), p. 60-63 (venster 10) en op https://www.literairgent.be/lexicon/al-idrissi
BART VERSCHAFFEL: Figuren/Essays
(1995), geciteerd naar Stefan Hertmans: Steden (20003), p. 232 - zie ook in: Gent, de gedeelde stad (1990; co-auteur: Bart Verschaffel)
EMILE BRAUNPLEIN: KLOKKE ROELAND en BRON DER GEKNIELDEN
PAUL VAN OSTAIJEN: “De bankroet-jazz”, in: Verzameld werk: proza (dl. I: Grotesken en ander proza) - zie ook: Jean-Paul den Haerynck: “De rebellie van Klokke Roeland in het filmscenario 'De bankroet-jazz' (1921, Paul van Ostaijen)”, zie op https://www.gentleest.be/in-de-kijker/de-rebellie-van-klokke-roeland-in-het-filmscenario-de-bankroet-jazz-1921-paul-van-ostaijen & (verfilming): De bankroet-jazz (2009; verfilming en documentaire op dvd, met becommentarieerde facsimile-uitgave van het handschrift)
JOHANNES JOERGENSEN – zie M(ARIE-ELISABETH) BELPAIRE: “Johannes Joergensen in de oorlogsjaren”, in: De vier wondere jaren (1920), p. 70-82; zie ook “Johannes Joergensen volgens eigen getuigenis”, in: ibidem, p. 83-111.
ERNST VAN HEERDEN: “Vlaamse stad”, in: Clem de Ridder: Lied van mijn land (Davidsfonds, 1975), p. 291, ook in: Frans Heymans: Voor den duivel geen stap achteruit: beelden van Gent in de literatuur (1992), p. 29
BELFORT, DRAAK en MAMMELOKKER
MARCUS VAN VAERNEWYCK: Historie van Belgis, geciteerd naar Julius Vuylsteke: “De draak van het Belfort”, in: Verzamelde prozaschriften (1891), p. 123
HENDRIK ORBAN: De draak van Gent (1944), geciteerd naar: Frans Heymans (et al.): Voor den duivel geen stap achteruit... (1992), p. 265
GEORG FORSTER: Ansichten vom Niederrhein, von Brabant, Flandern, Holland, England und Frankreich
(1791-1794; oorspr. 3 dl.)
PHILIPPE KERVYN DE VOLCKAERSBEKE: Le songe d’un antiquaire: nouvelle fantastique (1853), zie op internet: zie http://books.google.be https://www.google.be/books/edition/Le_songe_d_un_antiquaire_nouvelle_fantas/4_hBAAAAcAAJ?hl=nl&gbpv=1&dq=%22Kervyn+de+volkaersbeke%22+%22songe+d%27un+antiquaire%22&pg=PA85&printsec=frontcover
J(OHANN) W(ILHELM) WOLF: Niederländische Sagen (1843) - Nederlandse bewerking door Alfons Roeck & Léon Marquet: Belgische sagen en legenden (1980)
MONIKA VAN PAEMEL: De vermaledijde vaders (1985), p.310-311
STADHUIS
ANTONI(US) SANDER(I)/(US): Dissertatio parænetica pro instituto Bibliothecæ publicæ Gandavensis… (Brussel, 1633) – zie Nederlandstalig fragment in Frans Heymans (et al.): Voor den duivel geen stap achteruit... (1993), p. 277
ROEL RICHELIEU VAN LONDERSELE: “Toen ik klein was en onder tafel woonde”, in: Een mens op de bodem (2005), p. 41 - gedicht ook opgenomen in de Gentse Poëzieroute (halte Sint-Baafsplein/Belfort), te lezen op Literair Gent: https://literairgent.be/fragmenten/toen-ik-klein-was-en-onder-tafel-woonde of op Straatpoëzie.nl: https://straatpoezie.nl/gedicht/toen-ik-klein-was-en-onder-tafel-woonde/ - zie ook brochure Poëzieroute: : https://www.poeziecentrum.be/sites/default/files/2023-04/plan-poezieroute.pdf
EERSTE PUBLIEKE STADSGEDICHT
(anoniem): “Notabelen van groot belang...”, opgetekend in: Memorieboek der stad Ghent van 't jaer 1301 tot 1737 (Archief Gent), geciteerd in “Didactische Gevelliteratuur” (LiterairGent-wandeling
/virtueel) - zie op https://www.literairgent.be/wandelingen/didactische-gevelliteratuur (halte 1, Stadhuis – Botermarkt) en op RouteYou: https://www.routeyou.com/nl-be/route/view/1318752
BIJ SINT-JACOBS / WALTER DE BUCKPLEIN
WALTER DE BUCK: Bij St.-Jacobs (1989) - klein, fijn boekje over het standbeeld van Karel Waerie (1842-1898) met uitleg over de diverse taferelen (verwijzend naar 10 liedjes) van boven naar beneden & Walter De Buck: partituur van een Gentsch rebel: liedjesrepertoire van Walter De Buck (2004) – zie ook: Karel Waeri: Verzameling der volledige kluchtige en politieke liederen van Karel Waeri (herdr. 2001) of muziekuitvoering (CD) door Rembert de Smet: De poëzie van Waeri of bij Wim Claeys & Een standbeeld voor de protestzanger : Walter De Buck en Karel Waeri als Gentse rebellen / door Lieselot De Taeye, in: Rebellie der Gentse letteren (2023).
JEAN RAY (JOHN FLANDERS): “Het huwelijk van juffrouw Bonvoisin” en “De magie van een plaats”, in: Jean Ray en Lieven Tavernier: Het huwelijk van juffrouw Bonvoisin en andere Gentse verhalen (2023), p. 53-57 – oorspronkelijk “Le mariage de Mme Bonvoisin”, in Les derniers contes de Canterbury, 1944) – en p. 114-116 oorspronkelijk “Le génie inconnu”, in: Les cahiers de la Biloque (p.251).
VRIJDAGMARKT/STANDBEELD JACOB VAN ARTEVELDE
PAUL SNOEK: gedicht “Schildersverdriet: Alle stenen, alle steden/ zijn oorden van verderf & kunst.” (Startpunt Gentse poëzieroute: halte Vrijdagmarkt/Toreken (Poëziecentrum), opgenomen in de gelijknamige bundel (1982), p. 9 en in de bloemlezing Paul Snoek (Dichters van nu) door Herwig Leus (1991), p. 202.
Fantastische verhalen “Een scheepsramp achter de opera” en Mijn vriend uit Mars (sciencefictionavontuur met marsmannetjes op de Korenmarkt) zijn opgenomen in Paul Snoek: Verzameld scheppend proza (1984)
HERMAN BRUSSELMANS: Een dag in Gent (2008), p. 36
JAN SCHEPENS: Polyfoto (1939; vroeg-experimenteel proza)
DANIEL VAROUJAN: “À la statue de Van Artevelde” in de liberale Gentse studentenalmanach (1908)
GROOT KANONPLEIN/DULLE GRIET/ZUIVELBRUG & LEIE
VICTOR HUGO: En voyage, France et Belgique (1892, door hemzelf geïllustreerd (fragment & tekening Groot kanon ook opgenomen in: Voor den duivel ... (1992), p. 192-193
JOZEF PETER JACOB VERHEGGEN: Gesprek tusschen Belfort en de Dulle Griet, gehouden in den nacht tusschen den 16 en 17 van Slagt-maend ten jaere 1789 binnen Gend (1789); fragment ook opgenomen in: Voor den duivel ... (1992), p. 191-192
WILLIAM MAKEPEACE THACKERAY: “Little Travels and Road-Side Sketches”, artikelenreeks in tijdschrift Fraser’s (okt. 1844), ook gesignaleerd in: Jan Ceuleers, Mark Schaevers (sam.) en Hans Warren (inl.): Waar ligt België? (1986) en op https://www.literairgent.be/lexicon/thackeray-william-makepeace
RENé DE HERDT en JOHAN DECAVELE: Gent op de wateren en naar de zee (1976)
MULTATULI: “Brieven”, opgenomen in: Volledige werken (1950-1995) en Philip Vermoortel: “Naar Gent, om in leven te blijven: Multatuli’s memorabelste optreden in Vlaanderen”, in: Marco Daane en Dirk Leyman: Gent de dubbelzinnige (2000), p. 52-68
LIEVEN TAVERNIER: Over water (1986), p.36-38, ook opgenomen in: Frans Heymans (et al.): Voor den duivel geen stap achteruit... (1992), p. 252-253
JEAN-CLAUDE VAN RIJCKEGHEM & PAT VAN BEIRS: Duivelsoog (2002), p. 64
BART KOUBAA: Het gebied van Nevski (2007) - over de “S” van de Gentse wateren p. 26, 54 & 124 en over de Rechtvaardige Rechters/Lam Gods, p. 60
STEFAN HERTMANS: Steden (1998, geciteerd naar de derde druk 2002), p. 244-245
PATERSHOL (TROMMELSTRAAT/PLOTERSGRACHT) & GELDMUNT
KAREL VAN DE WOESTIJNE: “Jules de Bruycker”, in: Verzameld werk, (deel IV): Beschouwingen over literatuur en kunst (1949), p. 893-936 (Patershol-fragment p. 897 e.v.) – in deel VI (1950) ook “De aanbidding van het Lam Gods”, p. 490-495 – zie ook: Johan de Smet & Manfred Sellink: Jules De Bruycker, tekenaar (MSK, 2025)
JEAN RAY: Malpertuis (1943), roman in recente Nederlandse vertaling door André Verbrugghen en Johnny Bekaert (2022) – ook andere titels van Jean Ray heruitgegeven door dezelfde Gentse uitgeverij Poespa Productions); Verfilming door Harry Kümel in 1971 – zie filmstills in de bewerking Malpertuis door Hugo Lampo (boek, 1972); filmfragmenten op YouTube
Malpertuis 1971 Kümel gefilmd in het Patershol - Google Zoeken
JUAN CALVETE de ESTRELLA: El felicissimo viaje del muy alto y muy poderoso Príncipe don Phelippe, hijo del emperador don Carlos Quinto Máximo... (1552); Franse editie: Jules Petit: Le très-heureux voyage fait par très-haut et très-puissant prince Don Philippe, fils du grand empereur Charles-Quint, depuis l’Espagne…, par Juan Christoval Calvete de Estrella (KB Brussel, 1873-1876; herdr. 2000) – zie ook: Yolanda Rodríguez Pérez: De Tachtigjarige Oorlog in Spaanse ogen (2003)
VICENTE ALVAREZ: Relation du beau voyage que fit aux Pays-Bas, en 1548, le prince Philippe d'Espagne, notre seigneur (Antwerpen, 1551), beschikbaar in Universiteitsbibliotheek Gent (BIB.ACC.008536), recentere Franse editie door M.T. Dovillée (1963)
SINT-VEERLEPLEIN/GRAVENSTEEN
WILLIE VERHEGGHE: gedicht “Gravensteen, grafsteen”, in: Terug naar de toekomst (2007), p. 126 - halte Gravensteen in Gentse Poëzieroute) & “Gent (voor Hugo Claus)”, in: Circus Ricardo (1988), ook opgenomen in: Guido Lauwaert: Om Gent gedicht (2010), p. 81
CHRÈTIEN DE TROYES: De graal (2006); vertaling en inleiding Ard Poshuma; origineel: Li contes del Graal, in: Oeuvres complètes (1994) en R.M.T. Zemel: “Perceval”, in: Van Aiol tot de Zwaanridder: personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst (1993), p. 245-257
DUNSTAN VAN GLASTONBURY – zie in: Nigel Ramsay (et al.): St. Dunstan: His Life, Times and Cult (1992) en op https://www.literairgent.be/lexicon/dunstan-van-glastonbury
KOOPHANDELSPLEIN/LEIE
CHRISTINE D’HAEN: gedicht “Uw lichaam ligt gerust gelijk de Leie” uit de cyclus “Gedichten voor een slaper”, in: Gedichten 1946-1958 (1958)
MIRIAM VAN HEE: gedicht “zomereinde aan de leie”, in: buitenland
(2007), p. 8
SCHOUWBURGSTRAAT/ OPERA & POSTHOTEL
RAMSEY NASR: gedicht “Da capo”, in: Onhandig bloesemend (2004) - halte Opera/Schouwburgstraat in de Gentse poëzieroute; en Wolfgang Amadeus Mozart: Il re pastore (CD & DVD), beschikbaar in Vlaamse openbare bibliotheken: https://bibliotheek.be/catalogus?q=mozart+il+re+pastore&page=0
LEOPOLD MOZART: zie Piet Verwijmeren: Mozart op reis: de tournee van een wonderkind, 1763-1766 (2005) en Marie Anne Mozart: “meine tag ordnungen”: Nannerl Mozarts Tagebuchblätter 1775 – 1783 (1998), geciteerd naar de vertaling van Irène Smets: “Gent: 4-6 september 1765”, in: Fons de Haas en Irène Smets: Mozart in België (1990), p. 163
MAY SINCLAIR: roman The belfry (1916) en Journal of Impressions in Belgium (oorlogsdagboek, 1915) – beide boeken integraal te lezen op internet: https://www.gutenberg.org/ebooks/author/3004 ; haar oorlogsgedichten uit Vlaanderen zijn te vinden in: Tim Kendall: “May Sinclair (1863-1946)”, in: Poetry of the First World War (2013), p. 16-20
KOUTER/HOEK ZONNESTRAAT-KORTE MEER
LUT DE BLOCK: gedicht “Zoals een blad dat valt” in: De luwte van het late middaguur (2002), p.13 (halte Kouter in de Gentse poëzieroute)
ERIEK VERPALE: “Fakkeltocht Kouter”, fragment over het door bakker Bloch georganiseerde protest tegen de gevangenschap van de Oekraiens-Israëlische dissident Anatoli Tsjaranski, uit: Olivetti 82 (1993), p. 102
VOLDERSTRAAT/VELDSTRAAT
JOHN QUINCY ADAMS: “Mijn aankomst en vertrek te Gent”, fragment uit: Piet Lenders: “Lof voor Gent”, in: Gemeentekrediet van België (1990), nr. 171, p. 24-25 (fragment ook op https://www.literairgent.be/fragmenten/mijn-aankomst-en-vertrek-te-gent ) - zie ook: Gontran Van Severen: De Vrede van Gent en het verblijf aldaar in 1814 van de Engelse en Amerikaanse gevolmachtigden (1963) en J. Gallatin: The diary of James Gallatin, secretary to Albert Gallatin, a great peace maker, 1813 to 1827 (1916), ook op internet: https://archive.org/details/diaryjamesgalla00gallgoog
OVER THE EDGES – zie: Luc Derycke: Over the edges & Jan Hoet: Over the edges: beelden & Dirk Pauwels: Over the edges: fotoboek (alle uitgaven: SMAK, 2000).
SINT-BAAFSPLEIN/ MONUMENT JAN FRANS WILLEMS
LUISE VON PLOENNIES: Reise-Erinnerungen aus Belgien (1845) – lees een fragment in Nederlandse vertaling op https://www.literairgent.be/fragmenten/eine-soiree-bei-willems
TOM LANOYE: Reinaard: schelmenroman (2025)
SINT-BAAFSKATHEDRAAL/ LAM GODS
JAN VISSER: gedicht “Drieluik 1432-1982”, opgenomen in: Ton Luiting (sam.): Denken(d) aan Vlaanderen (1982), p. 127
ALBRECHT DÜRER: Tagebuch der Reise in die Niederlande (fragment 1521, boek pas verschenen in 1779) – editie 1884 op Internet Archive: https://archive.org/details/albrechtdrersta00drgoog - zie ook: Til-Holgert Borchert: Dürer was hier: een reis wordt legende (2021)
ALBERT CAMUS: La chute (1956) / De val (1957) - recente editie 2023, p. 108 e.v.
JACQUES HAMELINK: gedicht “Crypte van de Sint-Baafs te Gent”, in: Gemengde tijd (1984), p.64; ook opgenomen in Frans Heymans: Voor den duivel... (1992), p. 171-173
PHILIPPE CLAUDEL: Meuse l’oubli (1999; vertaald in het Nederlands als Rivier van vergetelheid, 2010) – zie ook: Maeterlinck en de natuur = Maeterlinck façe à la nature (2013), p. 93
JANNIE REGNERUS: Het lam (2013), fragment over het “vermiljoen” van het Lam Gods, p. 11-12
DOMINIQUE DE GROEN: Offerlam (2020), openingsgedicht geciteerd – het ‘offerlam’ kan het Lam Gods zijn, maar is ook veel andere dingen: negen lange gedichten kritiek op kapitalisme en klimaatverstoring; Cultuurprijs Stad Gent 2022
PAUL DEMETS: gedichtencyclus “Ira” in de bundel: De schaamsoort: briefgedichten aan Guido Gezelle (2024), p. 46
KATHLEEN VEREECKEN: MARGRIETE
(2022) – roman, ontstaan van het Lam Gods door de ogen en bijdrage van Margaretha van Eyck, zus van de schilders Hubert en Jan van Eyck; geciteerde fragmenten p. 141 & 207
Hier ook kort verwezen naar:
KIRMEN URIBE: Lo que mueve el mundo
(2013), letterlijk “Wat de wereld doet draaien”, Spaanse vertaling van de origineel Baskische roman Mussche, Nederlandse vertaling door Kathelijne Bonne: Wat beweegt de wereld?
(2019); gebaseerd op ware feiten, rond W.O.II-verzetslid Robert Mussche, Gentse boezemvriend van schrijver Johan Daisne, en over de ‘niños de la guerra’, de kind-vluchtelingen uit de Spaanse Burgeroorlog (waarvan er ook enkele in Gent terechtkwamen) en ook over Lam Gods.
HELEN GRANT: Demons of Ghent (2014; dl.2 van young adult trilogie Forbidden Spaces, die zich volledig afspeelt in België)
JONAS BRUYNEEL: Vijd: het verdriet van het Lam Gods (2019) – roman over de opdrachtgevers voor het Lam Gods, Joos Vijd en Elisabeth Borluut, van turfstekers in het Waasland tot elite van Gent.
