UITGELEZEN 2.0 in DE VOORUIT op 20 februari 2024
Met Ruth Joos, Anna Luyten, Angelo Tijssens, & Ibe Rossel.
Anna Luyten is terug van weggeweest en krijgt een daverend applaus van een erkentelijk publiek!
Op tafel drie boeken:
1. Oersoep van Bregje Hofstede - Das Mag Uitgeverij B.V., 248 pagina’s
Bregje Hofstede is schrijver en activist. Haar vorige roman Drift stond op de shortlist van de Libris Literatuur Prijs.

Ze is medeoprichter van het feministisch platform De Bovengrondse en van Stichting Nationaal Heksenmonument, tevens lid van Extinction Rebellion. Oersoep is haar derde roman.
Het boek bestaat uit vier delen met elk een eigen zwaartepunt. De schrijfstijl is biografisch en intiem onderhuids. Een leeservaring die je in je hele lijf voelt en die je aan het denken zet.
Angelo Tijssens zegt dat hij nog nooit zo dicht bij een bevalling was als in dit boek. Dat wordt door de andere panelleden niet tegengesproken. Superlatieven als heftig, rauw en puur worden uitgesproken. Genadeloos eerlijk ook, hard voor zichzelf en haar omgeving wanneer de literatuur daarom vraagt.
Ruth: We beginnen vandaag met Oersoep van Bregje Hofstede. Het is opgedeeld in 4 delen, het eerste deel begint meteen met een soort, niet een soort, met een bevalling. Niet dat veel boeken beginnen met een bevalling. Dat is wel een goed begin, vind ik. Hoe is die bevalling bij jullie binnengekomen?
Angelo: Ik denk dat ik nooit dichter bij de ervaring van een bevalling zal komen dan met dit boek. (publiek lacht). De wetenschap staat voor niets. Maar nogal stevig, nogal heftig. Bevallen. Het boek. Ze neemt of nam me echt mee door haar lijf. Het is het verhaal van een lichaam en je reist bij de bevalling door alle staties van het lichaam van het hoofdpersonage. Dat was een bijzondere bevalling: een paar keer bij het lezen moeten wegleggen omdat het echt een fysieke ervaring was.
Ruth: In deel twee is er de brief aan de vriendin die er niet meer is. Die vriendin heet Hardewijch, geen toeval denk ik. Deel 3 speelt zich af in Frankrijk. Het kind is er al en er is een terugblik naar een drugservaring en deel vier is dan een soort afronding van de relatie. Dat is in een heel gemakkelijke lijnen gezegd waar het over gaat. Maar waar gaat het echt over in dit boek, waar is Bregje volgens jou in dit boek op naar zoek?
Anna: Erotiek, maar ook vernieling. Ik vond bevallen enorm erotisch. Ik zou het elke dag kunnen. (publiek lacht). Twee keer gedaan.
Ik heb natuurlijk ook wel geluk gehad met mijn bekken. Meer nog dan in seksualiteit word je beest en wil je eigenlijk heel veel dingen tegelijkertijd. Je bent tezelfdertijd vrouw en prooi. Je wil tegelijk het kind beschermen, want dat mag niet vast blijven zitten. Dan krijgt het hersenenproblemen misschien: dus dan moet het eruit. Dat is het. Wat komt er? Storm, en die storm in je lijf voelen woelen en dat daar dan een kind uitkomt, vind ik persoonlijk best wel heel krachtig en erotisch. Het verlangen is zo groot, maar de angst is ook groot en de dood ligt ook vlakbij en de geboorte ligt vlakbij. Dan verder in het hele boek gaat het naar een relatie toe, naar totale onthechting. Uit het lijf komen en ter gelijker tijd in het lijf zitten. Dat is het mooie eraan, maar nog meer is het ook wel een griezelig boek.
Anna maakt de vergelijking met een thriller waarin je op een bepaald moment een half hert krijgt, en het personage weet niet waar de rest naartoe is. Ze vervolgt: En ik denk oh, dat is een goeie thriller. Maar de echte thriller zit nog dieper volgens mij. Ik vind die relatie met die vriend Warre best wel - tussen aanhalingstekens - gevaarlijker en gevaarlijker en in zekere zin gewelddadig worden. Totale adoratie, want wel een beetje - zoals jullie nog kennen – de verliefdheid van Benoîte Groult op een Bretoense visser. Met deze Warre is het in het begin ook zo. Maar dan begint Warre eigenlijk ook met de informatie over het geweld dat hij zelf heeft ondervonden met zijn vader. En dan maakt hij echt wel heel passief agressieve opmerkingen. Ook als ze heel erg ziek is. Er is heel wat literatuur rondom onderdanigheid en seksualiteit en zwangerschap, maar hier borrelt het wel. Het is niet helemaal uitgewerkt maar het borrelt wel.
Ibe: Ik denk dat mijn biologische klok nog wat trager is gaan tikken.(publiek lacht) Zo’n heel expliciete beschrijving van bevallen komt toch wel weinig voor. Natuurlijk is het wel een thema of zo, maar dan zit je toch vaak meer op het psychologische. Ik heb soms ook het gevoel dat bij dit boek er heel veel verlangen is. Maar ik zie ook dat door die bevalling duidelijk iets is veranderd, een soort van paradigma shift of zo binnen dat hoofdpersonage en dat ze daarna in het boek heel de tijd de intensiteit terug wil opzoeken en kunnen bereiken. En ik vind ook dat het vooral gaat over een diepe frustratie, ook een diepe frustratie in de dagelijkse sleur. Het is heel sterk hoe Bregje Hofstede de taal gebruikt om het lichamelijke te kunnen beschrijven, maar dan ook daarop botst want taal is niet per se zeer lichamelijk. Dat is helemaal wat schuurt in het boek.
Ruth: Het tweede deel, de brief aan Hadewijch, toen ik het de eerste keer las, dacht ik: wat doet dit hier. Die Hadewijch speelt rugby. En dan komt bij het hoofdpersonage het verlangen om heel ver te gaan, om pijn te voelen, ze moet op een bepaald moment ook stoppen. Ze heeft van alles gebroken wat er kan gebroken worden. Iemand zegt: Het is nu wel ver genoeg gegaan. Is het wel te ver en, niet ver genoeg? Want als je je volledig overgeeft en je bent niet bang om te vallen, kan je geen kwetsuur oplopen. Dat is eigenlijk ook wat in het hele boek loopt, denk ik, eigenlijk dat verlangen, alles te geven om ergens achter te komen en die remmingen op alle vlakken los te komen. Fascinerend op alle vlakken, lichamelijk vlak en seksueel vlak.
Angelo: Het is natuurlijk fout om een boek volledig te analyseren aan de hand van een motto. Maar je moet je wel beginnen met een citaat uit The Marriage of Heaven and Hell van William Blake en daaronder een heel mooi citaat van Susan Sontag. "Fucking vs being fucked. The deeper experience – more gone – is being fucked", schrijft tante Susan in 1959. Heel interessant die motto’s. Die out of body experience – een wereld die erachter ligt - van William Blake en dan die wereld bijna op zijn Sontags bijna analytisch in die taal te gieten, want de taal die leeft ook wel echt heel erg in dit boek. Het is bijna onmogelijk om dit nog dieper te schrijven. Het botst tegen die 26 letters waardoor de taal soms letterlijk verdwijnt.
Ibe leest voor.
Ibe: Een beetje frustrerend aan het boek is dat het personage het gevoel heeft dat het de enigste op aarde is die zich zo voelt. Dan heb ik zoiets van sorry waarom ga je er op café niet over praten met je vriendinnen.
Ruth: Ik herinner een moment waarop het koppel elkaar nog niet zo heel goed kent en ze eten allebei een appel en hij vreet die appel op. En zij eet hem heel dun: mooi netjes afgewerkt rondom het klokhuis. Hij zegt, ik wou zien hoe ver je zou gaan? En dan denk ik aan wat zij nu nog moet doen, want zij werkt hier al een tijd aan. Er was Drift, dan was er ook dat heel kleine boekje. Wat nu? Want ze is er wel, denk ik he.
Conclusie?
Angelo: Het was een ervaring. Het is geen nee, en het is geen ja. Je hoort soms verhalen over vis in blik in Scandinavische landen dat zo heel erg gekocht wordt. Het stinkt maar toch zal men altijd een blik halen. Dat is hier ook zo. Ik zal altijd proeven. En altijd opnieuw openslaan.
Anna: Ik vind dat het soms te proper is. Dat stoorde mij. Ze is zoals Benoîte Groult, ja en die is ook zo burgerlijk. Ik vind het wel interessant om te kijken hoe ze die lagen van lijfelijkheid omvat probeert te krijgen. Maar ik denk dat ze echt een thriller moet schrijven.
Ibe: Ik lees haar heel graag en van Drift. Ik geloof dat ze iets beter in haar opzet slaagt bij Drift dan ik dit boek maar ik vind het toch een aanrader.
Dus: een aanrader!
2. De jongeman van Annie Ernaux, (Nobelprijs voor de Literatuur 2022) - Uitgeverij De Arbeiderspers, 34 pagina’s
Boek zelf beslaat 34 pagina’s en daarop volgt nog een nawoord van de vertaler Rokus Hofstede.
Ibe Rossel is grote fan van Annie Ernaux en geeft korte inleiding tot Annie Ernaux’ oeuvre, te beginnen met haar bekendste boek De jaren dat doorheen de geschiedenis, in een soort van collectieve biografie, haar leven beschrijft van 1940 tot 2006.

Het favoriete boek van Ibe is Het voorval welke over een illegale abortus gaat tijdens de studententijd van Annie Ernaux in de jaren ‘60. Ernaux zelf zegt hierover: “Het feit dat je iets hebt meegemaakt geeft je blijvend het recht om het op te schrijven. Er bestaat geen inferieure waarheid”. Deze zin is de rode draad in haar oevre. Annie speelt hiermee zo ook in het boek De Jongeman.
Ruth: Zij schrijft ook bij aanvang van het boek: ‘Als ik de dingen die ik meemaak niet opschrijf, zijn ze niet af, dan zijn ze alleen maar geleefd’. Alles vertrekt van wat ze zelf heeft meegemaakt.
Ibe: Zo is dat. Annie legt grotere sociale problemen of concepten bloot aan de hand van haar eigen particuliere ervaringen. Het boek gaat over een kortstondige liefdesrelatie welke zij onderhield toen ze midden de 50 was en de jongeman waarvan sprake bijna 30 jaar jonger dan zijzelf, een student.
Haar tweede zin in het boek is: ‘Vaak heb ik de liefde bedreven om mezelf tot schrijven te dwingen’. Dan ben ik mee (de zaal lacht). Het boek beschrijft vijf jaar van haar leven en werd pas in 2022 door haar opgetekend.
Ruth: Waarom zijn deze 30 pagina’s zo zinderend Angelo?
Angelo: Toen ik indertijd toneelles mocht volgen in Antwerpen bij Dora van der Groen. vergeleek zij slechte of matige acteurs met paaseieren. Grote dingen waar je als kind superblij mee bent maar wanneer je er je tanden inzet, teleurgesteld bent omdat het hol is. Vooral lucht met suiker errond.
Dora zei altijd dat je moet proberen een praline te zijn. Dat lijkt klein maar als je dat in je mond hebt en het smelt dan gebeurt er vanalles.
Het boek De Jongeman bezit een taal die zuiverder is dan een mooi bergbeekje. Dat voelt allemaal zo effortless, maar dit is van een puntigheid, ephemere en toch zo concreet.
Het boek leest als een praline in een praline.
Ruth: Inderdaad, ze vertelt in dit korte boek dat ze een relatie had met die jongeman, en wat voor een effect het had op de buitenwereld als ze ergens samen naartoe gingen, maar vooral wat het met haar doet. Dit op verschillende vlakken, zo heeft ze het gevoel dat zij haar eigen leven naspeelt. Alles wat die jongen doet heeft zij namelijk reeds meegemaakt in een vorig leven. Doordat Annie zelf twee zoons heeft van dezelfde leeftijd, herkent ze zijn taal.
De studentenflat waar hij verblijft kijkt uit op het ziekenhuis waar zij werd opgenomen toen zij een bloeding kreeg na die illegale abortus in de jaren ‘60. Al die lagen van haar leven vallen samen, daar, bij die jongeman. Fascinerend dat zij hier zo helder kan over schrijven.
Anna: Ze schrijft dat ze door de blikken van anderen eigenlijk een veel jonger lijf krijgt, maar ze schrijft evengoed dat ze beiden profijt hadden van de relatie. Zo ken ik vrienden die ook verliefd worden op een 30 jaar jongere vrouw maar die spreken daar nooit op die manier over (de zaal lacht). Die jongere vrouw is meer een soort van attribuut maar ze spreken nooit over hun profijt, niet over wat het met hun lijf doet. Maar misschien heb ik verkeerde vrienden (de zaal lacht). Hofstede, de vertaler, schrijft in zijn nawoord dat seks niet het voornaamste element van die relatie is: ‘… eerder is het de kans die ze krijgt om scènes uit haar jeugd opnieuw te beleven, om toe te treden tot een vorm van leeftijdloosheid, die ze munt met de term ‘palimpsestgevoel’’.
Ze zegt niet, ik voel me 30 jaar jonger, het zijn de lagen van het leven die het interessant maken.
Ibe: Ernaux schrijft dicht bij de huid van de personages zonder expliciete beschrijvingen van hen en zichzelf te geven. Zij is heel goed in het beschrijven van iemand via zijn karakter: ‘Hij nodigde me uit in cafetaria Jumbo. Zijn favoriete radiozender was Europe 2. Elke avond keek hij naar de talkshow ‘Nulle part ailleurs’…’ . Zo krijgen we een beeld van hem.
Ruth: Ook brengt zij gedeelde herinneringen naar voor, zaken die we herkennen, zoals La Vache qui rit, de sociale klasse van waaruit zij kwam, het merk van de zeep waarmee hij zich wast, enz. Heel veel van haar oeuvre komt hier samen in een dikke 30 pagina’s.
Anna: Het gaat ook nooit over haar alleen maar wel over: Hoe relateer ik mij tot de wereld, tot de geschiedenis, tot mannen en vrouwen, tot relaties, zelfs tot het schrijven en ook over de sociale klasses? Dat laatste wordt vaak vergeten, namelijk hoe er bewogen wordt tussen die verschillende sociale klassen. En dat doet zij met die kleine dingen zoals La Vache qui rit en dit zonder te oordelen. Op het einde zegt ze ook: ‘…hij was de tijdsopener van mijn leven en ik was de inwijder in zijn leven’. Hierdoor wordt dit bijna een mythische, goddelijke liefdeservaring.
Ibe: Wat ook bijzonder is in dit boek, is hoe zij naar de relatie kijkt: ‘Het is goed voor nu’. Transactioneel, eerlijk en open, kan zij dit zonder schaamte schrijven en beleven.
Anna: Wat ik in Oersoep miste was de suggestie. Het suggestieve heeft de imaginaire kracht waar we als lezer enorm van kunnen genieten. In De Jongeman laat Annie Ernaux ons vrij in het imaginaire. Dat is grote kunst.
Ruth: Meer dan een aanrader en zeer goed vertaald!
3. Zondag van Olivier Schrauwen - Uitgeverij Bries, 472 pagina’s
Angelo: Dit is een lijvige graphic novel, veel papier dus, maar heel licht in de hand.
Zondag is een gedetailleerde neerslag van een dag uit het leven van Thibault Schrauwen, neef van de auteur. Heel gemakkelijk samen te vatten, zie eerste pagina van het boek: ‘Hallo, mijn naam is O. Schrauwen, grafisch auteur. Het laatste decennium heb ik me toegewijd aan het documenteren van de levens

van enkele van mijn familieleden. Zo raakte ik een zestal jaar geleden aan de praat met mijn neef Thibault Schrauwen. Hij sprak vol ongenoegen over verspilde dagen. Dagen gevuld met procrastinatie, doelloosheid en verveling waarin hij er niet in slaagde iets stichtelijks te doen’. Komt erop neer dat hij al die ervaringen en herinneringen van zijn neef, alles wat die dacht en voelde, en dacht te voelen of dacht te moeten voelen op een welbepaalde zondag in een paar honderd bijzonder vorm gegeven pagina’s heeft gegoten.
Je volgt dus een man vanaf het moment dat hij op een vroege zondagochtend wakker wordt en het boek eindigt waar ook de zondag eindigt, … en dit is geen spoiler (de zaal lacht).
Je denkt met hem mee, je gaat met hem mee in gekke fantasieën en gedachten die vast lijken te lopen en die in zichzelf en om zichzelf lijken te gaan. Het is geen al te aimabel personage, om het zacht te benoemen. Soms had ik gewoon zin om te roepen: ‘maar gast, doe iets!’ maar soms is het ook gewoon heerlijk vertoeven in zijn hoofd.
Ruth: De leesinstructies zijn wel handig, die had ik overgeslaan. Maar op pagina 10 dacht ik, hoe zit het hier? Zelfs al zit je bij andere personages en verspring je in de tijd, je zit continu in zijn hoofd. Het zijn zijn gedachten, ook als je zijn vriendin ziet die op dat moment in een ander land zit. En dan zit hij ook met liedjes in zijn hoofd, zeer leuk gedaan.
Angelo: … zo duikt ook de Da Vinci Code op (zaal lacht)
Ruth: … en filmfragmenten, heel erg mooi gedaan. Zondag is gekleurd in het typische palet van de risografie - paarsachtig blauw met roze en oranje -, een uit Japan geïmporteerde techniek die wat op zeefdrukt lijkt. Maar voor deze dikke graphic novel was dat procedé te omslachtig en dus heeft de tekenaar het riso-effect op geloofwaardige wijze nageboootst met vijf pantone kleuren (geel, blauw, roze, rood, oranje). Het soms wat schimmige resultaat past uitstekend bij de benevelde toestand van zondagskunstenaar Thibaut.
Ibe: … die kleuren gaan mee met het daglicht, zeer bijzonder.
Ruth: Wat vond jij van die ervaring Ibe?
Ibe: Ik vond het soms pijnlijk herkenbaar (zaal lacht). Het gevoel dat je de dag hebt verspilt, je probeert het recht te trekken maar lukt niet, en daardoor is het ook een frustrerende leeservaring geweest voor mij.
Het deed me heel erg denken aan De Avonden van Gerard Reve waarbij je het hoofdpersonage 10 dagen lang volgt en die elke dag opstaat en zegt: Vandaag wordt een goede dag, wat dan telkens weer mislukt. Dingen waar je zelf geen controle over hebt of net wel en blijft stil staan bij de vraag: Wat is dan wel een goed bestede dag?, maar ook dat wordt ook niet helemaal duidelijk in De Avonden. Dus dat vind ik wel zeer goed gedaan bij O. Strauwen.
Anna was er niet echt over te spreken … (nvdr)
Anna: Ik ben dat ook beginnen lezen op een zondag (zaal lacht) maar ik werd er super zenuwachtig van. Ik dacht: Wow! Wat een fantastisch idee, die intro die hij voorleest, verspilde dagen, uitstelgedrag,… maar dan lees ik: 8:15 en dan kijkt hij op zijn mobiel: zou ik nu mijn mails checken? Of eerst opstaan? 8:15 dat is vroeg voor een zondag. Dan gaat hij al zijn mails checken en dat heeft hij op 2 minuten gedaan. Bij mij duurt dat minstens een half uur. Ik geloof niets van dat boek (de zaal lacht hard). Dan krijgt hij een telefoon van een opdrachtgever over lettertypes en het gaat zogezegd over niets doen maar hij doet ongelooflijk veel, vind ik. Hij is dan toch over die letters aan het nadenken. Ik had er echt niets mee. Ik hou nochtans van graphic novels maar dan verwacht ik wel een goed verhaal.
Ruth: Het verhaal komt niet echt van de grond maar dan begon ik me te focussen op de tekeningen want die zijn wel zeer goed.
Zondag, ik ben wel blij dat ik het heb gelezen en bekeken.
PAUZE - We luisteren naar de engelenstem van ROSA BUTSI die zichzelf begeleidt op de gitaar.
De favoriete BOEKENTIPS
1. Cassandra van Niña Weijers - Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam, 264 pagina’s
Niña Weijers is een Nederlands schrijver (Nijmegen, 1987), debuteerde in 2009 met kortverhalen en essays en won in 2010 de Juryprijs van de schrijfwedstrijd Write Now. In 2014 publiceerde uitgeverij Atlas Contact haar debuutroman De consequenties en werd genomineerd voor de debuutprijs de Bronzen Uil.
Ibe: Het lijkt me vandaag de dag te zijn dat ik veel mag spreken over auteurs waar ik grote fan van ben. Zo ook van Niña Weijers. Niña schrijft ook columns in de Groene Amsterdammer waar ik een abonnement op heb, enkel om haar columns te lezen.

Haar meest recente worp, Cassandra, dateert van november ’23. Het is een non-fictiewerk, tot stand gekomen toen zij voor een half jaar gastschrijver was voor de stad Almere. Toen ze daar woonde is ze zeer geïntrigeerd geraakt door een misdaadzaak, de moord op een tienermeisje Cassandra in 2007. Het verhaal schippert tussen een essay, reportage en een detective. Niña probeert uit te zoeken wat er met Cassandra is gebeurd. Ondertussen is ze ook heel bewust van de problematieken, die het true crime genre met zich meebrengen. Ze probeert het wat te kaderen en op te lossen door andere literatuur die ze leest. Ze stelt zichzelf heel hard in vraag: Waarom ben ik zo gefascineerd door deze zaak? Bestaat er zoiets als gezonde nieuwsgierigheid? Hoever wil je gaan als schrijver voor een goed verhaal? Ondertussen krijgen we ook een mooi portret van de jonge stad Almere. Het is een ongelooflijk rijk beladen en verstandig boek. Ik ben echt gek op dit boek.
2. Empusion van Olga Tokarczuk, vertaald door Karol Lesman – Uitgeverij De Geus, Amsterdam, 376 pagina’s.
Olga Tokarczuk (Sulechów, 1962) is een Poolse feministische schrijver aan wie de Nobelprijs voor Literatuur voor het jaar 2018 werd toegekend.
Anna: Ik hou enorm van Empusion van Olga Tokarczuk. Het boek heeft als ondertitel Een natuurgeneeskundig griezelverhaal. Een True Crime boek waarin de fascinatie voor de donkerten en de krochten waarin mensen komen, een herkenbaarheid oproept. Olga Tokarczuk is een schitterende schrijfster die ook een politieke strijd voert. Niet de politiek van ver maar deze die men voelt tot onder uw huid, hoe je je als vrouw voelt, als mens, als man, als familie enzovoort. Dat heeft allemaal te maken met die politieke blikken.

Ik kwam met haar in contact door haar boek De Rustelozen, daarna De Jacobsboeken en Jaag je ploeg over de botten van de doden. Zij werd belaagd met haatmails voor haar vorige werken, zij kwam op voor de rechten van Poolse vrouwen, van minderheden, van gays, of alles wat buiten de strikte normen van het conservatisme zou kunnen vallen.
Empusion is prachtig opgebouwd en begint een beetje zoals de De Toverberg van Thomas Mann, iemand maakt een reis naar een kuuroord want zijn longen werken niet. Dat is iets wat we allen nodig hebben, betere ecologische-, politieke- en denklucht. De jonge man komt bij de geneesheer en daar ontmoet hij andere mensen. Wat opvalt is dat iedereen daar op een zeer denigrerende manier over vrouwenlevens spreekt.
Je voelt die noodzaak om buiten de kaders te denken, en dan zie je het gruwelijke, de gruwel van mensen die alles binnen kaders denken: een migrant, ach iemand binnen Brussel, een vrouw, ach gay, ach dit en dan krijg je van die stemmakers, zoals die vormen om koeken mee te bakken, alles moet in dezelfde vorm, het neerzetten van die gesprekken is een akte van verzet. Ik kan geen mooier pleidooi houden dan het motto dat ze gebruikt van dichter en schrijver Fernando Pessoa (1888-1935) uit de Kroniek van een leven dat voorbijgaat: ‘Elke dag gebeuren er in de wereld dingen die met de wetten van de stervelingen niet verklaard kunnen worden. Alle dagen, aaneenschakelingen van momenten, raken in vergetelheid. Hetzelfde mysterie dat ze heeft voortgebracht houdt ze ook weer weg. Het geheim verandert in vergetelheid. Dat is de wet die we moeten vergeten omdat hij niet valt uit te leggen, het zonlicht blijft de regisseur van de waarneembare wereld. Het onbekende loert naar ons vanuit de schaduw’.
Olga laat die loerende blik zien. Het hoofdpersonage is begeesterd door de gedachte dat hij altijd en door iedereen bekeken wordt. Gedachten vormen blikken. Vandaar een schitterend pleidooi om een lenig blikveld te blijven houden. Empusion kruipt in de aderen en ik raad het iedereen aan, vooral in deze tijden, om met scherpe en brede blik tegelijkertijd, toch een licht door de spleten van ons afgetrapte parket te blijven zien.
3. Moderne natuur van Derek Jarman – Das Mag Uitgeverij B.V., Vertaald door Henny Corver en Nico Groen, 478 pagina’s
Derek Jarman (Norhtwood, Verenigd Koninkrijk 1942- 1994), was een Brits filmregisseur die beroemd werd door zijn abstracte en zeer expressionistische films.
Angelo: Derek Jarman, Britse auteur, beeldend kunstenaar, filmmaker, pedante nicht en een van de eerste mensen die op de BBC kwam praten over zijn HIV besmetting. We zitten in het echte Engeland, little Britain. In 1989 is Derek Jarman, toen al redelijk gevierd, aan het rijden op zoek naar een locatie om zijn film te draaien. Hij zit in de auto, met zijn muze, Tilda Swinton, en ze belanden aan een aftands houten huisje, welke te koop staat. Tilda zegt hem, you have to buy it.

Hij koopt het maar het is niet zo mooi als op de cover. De hut wordt voor hem een soort van toevluchtsoord, een soort van Garden of Eden waar aan de overkant van de baai de kerncentrale van Dungeness staat. We bevinden ons dus heel erg in de moderne natuur. Derek houdt een dagboek bij waarin hij schrijft over alle kleine planten die hij tegen het zoute water, tegen de vrieskou, de wind en tegen beter weten in, probeert in onvruchtbare grond alsnog te kweken. Hij laat mest komen, en er komt aarde en hij vindt dingen, krijgt dingen, gaat strandjutten en de tuin groeit, tegen alle verwachtingen in, én wordt zelfs prachtig. De tuin bestaat vandaag nog. Tegelijkertijd, terwijl hij soms maniakaal dagelijks bezig is met de natuur in leven te brengen, is hij aan het doodgaan, een film aan het maken, het licht ontwerp voor de Pet Shop Boys aan het maken voor It’s A Sin. Je krijgt een soort van leven aan een snelheid van een stormwind en tegelijkertijd krijg je druppelsgewijs zijn memoires aangereikt. Hij kan kijken naar de kleine zaailingen van een viooltje, in het Engels, pansy, tevens een soort scheldwoord voor een verwijfde nicht. Van daaruit zoekt hij verder wat die viooltjes betekenen in de mythologieën, dat ze ook voorkomen in het boeket van Ophelia en zo rijgt hij de dagen als schelpjes aan elkaar. Het is een waanzinnige duik in de geest van iemand die bezig is met de voorbereiding van een grote opera regie voor een belangrijke Europees operafestival.
Het boek is, terwijl hij stervend is, zeer levenslustig geschreven. Een waanzinnig furieus boek ook door de dreiging van een oorlog waarin het Verenigd Koninkrijk en een groot deel van de wereld in betrokken zijn, in de ban van het conservatisme. Derek blijft daar tegenin beuken en blijft hangen aan schoonheid en kunst. Prachtig vertaald ook. In de buikband om het boek zitten zaadjes die je zelf mag planten, je krijgt er veldplanten voor terug.
4. Bloedzang van Caro Van Thuyne – 2023, Uitgeverij Koppernik, 426 pagina’s
Caro Van Thuyne (1970) leeft en schrijft in het Houtland achter de Belgische kust. Zij debuteerde met de verhalenbundel Wij, het schuim die op de longlist van de ANV Debutantenprijs en op de shortlist van de Anton Wachterprijs stond. Met haar debuutroman Lijn van wee en wens won ze in 2021 de Bronzen Uil.
Ruth: Naar aanleiding van het 10-jarig bestaan van Uitgeverij Koppernik, een bijzondere uitgeverij, die dingen uitbrengen die andere uitgeverijen niet durven uitbrengen en hierdoor meestal hun tijd ver vooruit zijn. Zo brachten zij Bloedzang uit. Een moederboek, en tevens een rouwboek.

Caro is zich heel bewust dat ze inschrijft in die hele lange rij van befaamde moederboeken. Ze verwijst ook vaak naar die andere auteurs die haar voorbeeld zijn, zo verwijst zij naar tante Annie (Annie Ernaux), tante Virginia (Virginia Woolf), enz.
In Bloedzang beschrijft Caro Van Thuyne het afscheid met haar moeder die door een hersenbloeding en een val, haar taal verliest en er een verlamde arm aan overhoudt. Dit gebeurt in de setting van de Coronatijd, de moeder wordt als het ware opgesloten in een zorghuis, de paniek, het heel weinig contact mogen hebben en een moeizaam afscheid waar niet eens aanraken nog bij hoort, tot de dood erop volgt. Die moeder, die vond dat ‘zichzelf wegcijferen’ het hoogste goed was, zo’n hardwerkende West-Vlaamse moeder van vier kinderen. Haar visie was die van de ondergeschikte vrouw, je bent moeder, je man komt thuis van zijn werk en je maakt eten voor hem klaar. Caro heeft met die visie gebroken en vond het heel lastig dat haar moeder die visie had op wat vrouwen zouden moeten doen. Ze gaat hier tegenin met zoveel zaken die ze aanbrengt, allereerst in het durven uitspreken van wat ze zelf is, want haar mama zei altijd: ‘spreken is kwetsen’. Dus, ‘Hou het maar stil en zeg het maar niet’. Maar af en toe is het moeilijk en zegt ze het toch.
Vorige maand had ik een boek mee van Merethe Lindström en dat was de perfectie zelve qua opbouw. Bij Bloedzang
is dit niet zo. Het is rondtasten, een zoeken naar woorden, het uitproberen, de onzekerheid over: ‘Hoe moet ik dit zeggen?’, ‘Durf ik dit te zeggen?’ ‘Ja, ik zeg het toch, dit is waar ik voor sta, een geloofsbelijdenis van de literatuur, van vrouw zijn, van moederschap, van dochter zijn’. Het is heel veel. Maar in die veelheid raakt het haarfijn, net dat, waar het echt om draait voor deze vrouw en bij uitbreiding voor zoveel andere vrouwen en mensen die afscheid nemen van een geliefde, zij het moeder, ouder, dochter, kind, noem maar op.
Dankuwel Uitgeverij Koppernik om dit boek aan te gaan!
DE VOORUITLEZER: Hans DEPELCHIN
Hans Depelchin (Oostende, °1991) is schrijver, performer, verbeelder, verzinner en verzinnebeelder. Hij studeerde vergelijkende moderne letterkunde (UGent) en drama-woordkunst (Koninklijk Conservatorium Antwerpen). Na tal van publicaties in literaire tijdschriften verscheen in 2020 bij Uitgeverij De Geus de woelige stadsroman Weekdier.

Het is een boek over de oneindige zoektocht naar bevrijding, in een straat die dreigt te verdwijnen. Vanavond krijgen we een voorproever van een boek dat bijna klaar is …
Ruth: Mogen we de titel al verklappen?
Hans: De titel kan nog veranderen maar is toch tamelijk zeker, dus je mag hem wel al zeggen.
Ruth: Tamelijk zeker? Ok, hier gaat ie: De Rode Koe. Ik vind het een hele goede titel!
Hans: Ik ook, maar ik weet niet of de uitgeverij dit ook vind. (zaal lacht). Er is nog niet op afgeklopt.
Ruth: Mag jij dat dan niet beslissen?
Hans: Jawel, maar marketinggewijs en bij de promotie lijkt dit ietsje moeilijker als mensen gaan denken dat het over een dierentuin gaat.
Ruth: Over welke rode koe gaat het?
Hans: Ik werd gedurende een expositie in Berlijn, over Surrealistische schilderkunst, getroffen door een schilderij van Jean Dubuffet met de titel ‘Vache Rouge’, 1943. Ik ben er een hele tijd blijven voorstaan en er ontstond een soort van onverklaarbare magie tussen mezelf en het werk. Waardoor ineens alles begon te draaien rond die rode koe.
Ruth: Want daar gaat het boek over?
Hans: Ik ben nog wat aan het werken aan mijn pitch. We zouden het boek kunnen omschrijven als een Nordic noir, coming of age-verhaal. Je kan het ook een reisroman noemen, want je belandt als lezer op veel verschillende plekken. We volgen Jeremy, een jongetje van een jaar die zijn ouders kwijt is en die bij zijn grootouders belandt in een gebouw dat ze hebben opgekocht om er een rendez-vous hotel van te maken. Zij zijn volop bezig met de voorbereiding hiervan en Jeremy groeit op doorheen het boek en wordt veelal beschreven aan de hand van anderen. Hij is een zeer enigmatisch jongetje die bij andere mensen ook een soort van rode koe ervaring oproept. Een jongetje, een jongeman, een man die sympathie oproept alsook een unheimlich gevoel. Hij draagt steeds dezelfde salopette maar dan telkens groter. Jeremy heeft iets onsterfelijks over zich. Op een bepaald moment gebeurt er een misdaad, vandaar die Nordic Noir, en komt er iemand die misdaad onderzoeken. Dat is Diane en zij is geobsedeerd door de jongen en volgt hem overal naartoe. Hij volgt haar naar Noorwegen, daarna gaan ze ook samen naar Duitsland.
Ruth: Vandaar ook het reisverhaal?
Hans: Inderdaad. Diane had ook haar dochter meegenomen en er ontstaat een amoureuze relatie tussen Jeremy en het meisje, Fjorgyn (er zit een Noorse tak in de familie van Diane).
Ruth: Lees je ons iets voor?
Hans: Graag. Jeremy gelooft niet echt dat zijn ouders gestorven zijn. Hij is ze wel kwijt maar weet niet of ze gestorven zijn. Op zeker moment is hij op zoek naar zijn ouders, er dan komen plotseling twee brieven naar boven: een van zijn moeder en een van zijn vader. Het stukje dat ik voorlees komt uit de brief van de vader aan zijn zoon, die hem hierbij een nogal messianistische opdracht meegeeft:
‘Als de jaartelling voor Christus aftelt naar de komst van de Verlosser, dan rijst de vraag waar we nu al eeuwen naar optellen? Het antwoord is: naar jou, mijn zoon. Naar jou. We tellen op naar jou en je volgelingen die wakker zullen zijn en je ontvangen als een koning. Ze zullen geloven dat je van ver komt, uit het oerwoud of de woestijn, van een onbekend vulkanisch eiland, van de zon misschien, de maan, een onbereikbaar sterrenstelsel. Eeuwenlang ben je volgens hen onderweg geweest in het zadel van de reusachtige midgaardslang. Ze zullen je aan land verwelkomen, je rijdieren verwennen en jou tooien met pauwenveren en herten gewei. Je wordt van boven tot onder beschilderd met zwart, rood, en wit pigment. Ze zullen een Citadel bouwen met je naam boven de poort, een tempel en een piramide met onderaardse gangen, verborgen schatkamers en nissen met resten van mensenoffers. Ze zullen parades voor je organiseren en wilde banketten met vlees van navelzwijnen, witstaartherten en oerkoeien. Je wordt vetgemest tot je een vatsige heerser bent die met de duim omhoog of omlaag beslist over de mindere levens. Zo is voorspelt.
Je heerschappij zal worden bekritiseerd en betwist door rivaliserende stammen en naburige invasieve naties, maar jij bent onwankelbaar. Je begrijpt de psychologie van de massa en wendt democratische of anarchistische omwentelingen af door uw onderdanen zoveel mogelijk te geven wat ze denken te beheren en af te pakken wat je dictatuur in de weg zou kunnen staan: bijvoorbeeld ideologieën met humanistische inslag, burgerbewegingen, deeleconomieën en participatieve overlegplatformen. Je zult je Rijk afbakenen en de natuurlijke rijkdommen ontginnen terwijl je de mensen oneindige voorspoed voorspiegelt, handel is een religie, geld is welvaart. Jouw monetaire imperium zal alle omliggende staten opslokken tot de mensheid in haar totaliteit op alle continenten het genie van jouw methode heeft erkend en zich eraan onderwerpt. Als een 21-eeuwse Bismarck in Garibaldi zul jij de eenmaker zijn, de charismatische slangendrager, het grootste verschil met andere dynastieke tradities die meestal door revolutionaire krachten op de knieën worden gedwongen, schuilt in het eenvoudige feit dat jij niet dood gaat. Elk strijd om een machtswissel, elke opstand zal leegbloeden door jouw onsterfelijkheid. De vrede zal erin bestaan dat je eeuwigdurende bestuur het onmogelijk maakt om alternatieven te verbeelden. De meerderheid neemt genoegen met hoe het nu eenmaal is, omdat het zogezegd nooit anders is geweest. Zo werd voorspelt.
Vanuit de overtuiging dat de taal vaak de neiging vertoont om ruimte te geven aan conflict wordt het spreken beperkt tot ad hoc communicatie. De zuivere pragmatiek van code, zo krijgt het kwade nooit de kans om in de woorden te sluipen, zich aan de leestekens vast te haken, zich in interlignies en intersecties te nestelen, te broeden en te groeien, neutrale uitspraken plotseling in een retoriek veranderen. De absolute stilte moet worden vermeden, de omgang ermee wordt gezien als een bezigheid van kunstenaars die op de afgesproken muren of in parken in de overeengekomen stadsdelen hun beeldend onderzoek kunnen voeren of in de streng gecontroleerde staatspers en literatuur met een publiek kunnen delen. Zelfstandige uitgeverijen en drukkerijen worden verboden vanwege hun oude subversieve aard. De antipode van het zwijgen waarbij het murmeren en ratelen aanvangt is evenmin gewenst, het is de plek waar overlegplatformen ontstaan. Woorden van bederf die geen onmiddellijk bedreiging vormen voor de souvereine macht maar wel gemonitord dienen te worden. Broedplekken als ze zijn voor uiteenlopende stemmen, nuances, perspectieven en tegenstrijdige meningen. Ze mogen in geen geval de eenvoud van de doorsnee mens bruskeren met hun geloof in de meerduidigheid, zowel de stilte als het debat worden aan banden gelegd ten voordele van praktische taal die de status quo bestendigd. Zo is voorspelt’.
Ruth: Voor wanneer is het boek?
Hans: Ik heb net een nieuwe versie ingediend, ik mik op het najaar 2024.
Ruth: Dankjewel. We kijken ernaar uit! (groot applaus van de zaal)
En dan is het nu tijd voor onze tombola!
DE TOMBOLA
Spannend en altijd zeer leuk interactiemoment met het publiek waarbij de besproken boeken worden uitgeloot.
We eindigen met de zachte noten van Rosa BUTSI, die ook een plaat uit heeft en deze ook in de tombola doet.
Dit was alweer een super gezellige avond!
Volgende ‘Uitgelezen maart 2024’ gaat door op dinsdag 19/03/24 bij vierNulvier in de Vooruit.
Ria Martens