Complexe liefde
Couperus schrijft in Eline Vere (1889) in een uitgesproken negentiende-eeuwse toon: sentimenteel, rijk aan beeldspraak en overladen met adjectieven. Zijn personages bewegen zich in een wereld van familie en kennissen die elkaar liefhebben, maar tegelijk lijden onder die liefde. Het zijn geen arbeiders of mensen die voor hun brood moeten vechten, maar leden van de welgestelde bovenlaag die dankzij hun rijkdom niets anders hoeven te doen dan genieten—of beter: gelukkig zijn.
Precies daarin schuilt het drama van de roman. Het comfortabele bestaan, gevuld met diners, bals, visites en culturele salons, blijkt leeg en oppervlakkig. Het sociale verkeer draait om conventie en schijn. Huichelarij is het sleutelwoord van het boek. Achter voiles, ruches, beleefde glimlachjes en aristocratische nonchalance woekert een innerlijke leegte.
Couperus toont dit genadeloos in al zijn personages. Het is bijna onmogelijk om hen geen medelijden toe te dragen: ze lijden onder een kunstmatig leven waarin oprechtheid taboe is en waar zelfs ware liefde geen kans krijgt. Mensen ontwijken elkaar, wijzen elkaar af, gedreven door aangeleerde trots en innerlijke onzekerheid die ze niet durven tonen. Wat ze vooral willen, is elkaar niet kwetsen.
Dat zo’n milieu 'krankzinnigheid' kan voeden, is nauwelijks verrassend. Hoewel Couperus suggereert dat Eline Vere gebukt gaat onder een erfelijke aanleg—wat wij vandaag een persoonlijkheidsstoornis zouden noemen—lijkt zij eerder een bijzonder gevoelig en begaafde vrouw die verstikt wordt door de tijdsgeest, de verstikkende conventies van haar omgeving, en de ondergeschiktheid van vrouwen in die tijd.
Gelukkig zijn er ook personages die de hypocrisie openlijk benoemen en proberen te doorbreken, soms met succes, soms niet. Zij geven deze tragische roman lucht.
Arthur Japin biedt in Wat stilte wil bijkomende historische duiding over de mentaliteit van die tijd, wat helpt om de psychische kwetsbaarheid van zijn hoofdpersonage te begrijpen. Couperus kunnen we echter moeilijk iets verwijten: hij schreef vanuit zijn tijd, waarin men geloofde dat een vrouw die aan “melancholie” leed slechts verlichting kon vinden in wandelen, reizen of morfine.
Synopsis
De levensgeschiedenis van een begaafde maar melancholieke vrouw uit de Haagse aristocratie rond de eeuwwisseling.