Erwin Penning
Leestip van Erwin Penning
De boeken maken de mens!

Over liefde en logos

19 november 2025

Anne Carson (Toronto, 1950) studeerde en doceerde klassieke talen. Ze is dichteres, essayiste en vertaalster, en werd genoemd als kandidate voor de Nobelprijs voor literatuur. In 1986 verscheen Eros the Bittersweet. An essay (vertaald als Eros, bitterzoet), waarin ze het (schijnbaar?) tegenstrijdige adjectief om het liefdesverlangen te beschrijven onderzoekt aan de hand van teksten uit voornamelijk de Griekse Oudheid.

Het is Sappho (zesde eeuw v. Chr.) die het woord uitvindt, in volgend fragment dat van haar bewaard is:

Weer siddert in mij
de Liefde die het lichaam sloopt
dat bitterzoet en
onweerstaanbaar sluipdier… (vertaling Paul Claes)

Eigenlijk staat er in het Grieks “glukupikron”, d.i. “zoetbitter”, wat chronologisch misschien een logischer volgorde is voor een amoureuze ervaring. In elk geval: ook bij andere dichters en in andere literaire genres in de Oudheid wordt eros omschreven in tegengestelde termen. Er is alleen maar verlangen naar wat je niet hebt; je verlangt niet meer naar wat je hebt. Eros is een werkwoord: obstakels zoals een rivaal, vlucht of ontvoering van de begeerde, of schroom houden het verlangen gaande. Maar eros is ook onteigening: verlangen is immers gemis, de verliefde meent een stuk van zichzelf te missen. Volgens de blijspeldichter Aristophanes waren de mensen oorspronkelijk rond, twee wezens ineen en perfect gelukkig. Maar ze werden àl te hoogmoedig, zodat Zeus ze voor straf scheidde. Sindsdien zijn de helften eeuwig naar mekaar op zoek.

Het verlangen verandert de verliefde en die verandering biedt hem/haar een blik op een ik dat hij/zij tevoren nooit kende. Voor de auteurs in de Oudheid is die verandering van het ik geen winst, maar verlies (bitter) – de verliefde mist iets – en ze gebruiken voor die ervaring heftige beelden van oorlog en lichamelijke onttakeling: doorboren, vermorzelen, steken, vermalen, roosteren…

Carson legt een verrassend verband tussen eros en de uitvinding van het Grieks alfabet van vierentwintig letters, de overgang van een orale naar een literaire cultuur. De Grieken bedachten symbolen (letters) voor de medeklinkers, wat een revolutie betekende. Een medeklinker is immers een abstractie, die functioneert bij wege van verbeelding in hoofde van de gebruiker. Welnu, eros gaat met een analoge verbeeldingskracht te werk. Zoals we om woorden te schrijven of te lezen die abstracties in de plaats zetten van het afwezige geluid, zo komt de verbeelding tussen in ons verlangen naar de vereniging met de afwezige geliefde.

Elke uiting van taal is in zekere zin erotisch: net zoals schrijver en lezer elk de helft van een betekenis samenbrengen, net zo vinden twee geliefden elkaar als twee delen van een symbool (oorspronkelijk immers een herkenningsteken bestaande uit twee delen van een stuk gebroken voorwerp dat weer aan elkaar kon worden gepast).

Aristoteles stelde dat ieder mens van nature naar kennis streeft. Als je op de randen van je eigen ik botst wanneer je bevangen bent door het verlangen (dat je immers verandert), als je je van moment tot moment bewust wordt van de “randen” van de woorden (die immers maar abstracties zijn) bij het lezen of het schrijven, dan word je geprikkeld om over de zichtbare grenzen heen te reiken: naar de geliefde die je nog niet kan omarmen, de nog niet gevatte betekenis. Verliefden wachten. Het erotische in lezen en schrijven zit in het spel van de verbeelding dat opgeroepen worden tussen jou en je object van kennis.

Als je schrijft of leest lijk je evenwel de controle over de tijd te krijgen die de verliefden zouden willen, want, zo meende Isokrates (vijfde eeuw v. Chr.), wat geschreven is “staat vast en blijft hetzelfde”. Carson sluit aan met een uitgebreide bespreking van Plato’s relaas van Sokrates’ dialoog met Phaidros. Die doet dolenthousiast over een tekst van de sofist Lysias over de relatie tussen de erastes (de mannelijke minnaar) en zijn knaap – een toentertijd geaccepteerde mode. Lysias houdt voor dat een verhouding als het ware achterstevoren in de tijd moet beleefd worden, d.i. alsof ze van in den beginne al beëindigd zou zijn. De minnaar zou dan, bij gebreke van verlangen, ook niet geplaagd worden door jaloezie, of door het feit dat zijn knaap zijn schoonheid verliest. Maar, protesteert Sokrates, een minnaar wil de tijd niet omkeren, maar juist stilzetten: hij wil de ontwikkeling van zijn knaap in alle mogelijke opzichten (fysiek, sociaal, intellectueel) remmen om hem zo lang mogelijk als een zoete vrucht voor zich te behouden. Een mens kan echter niet met de tijd spelen. De geliefde fixeren in de tijd zou hem uiteraard beschadigen, want zijn lichamelijke en mentale groei beknotten. Maar het geschreven (en gelezen) woord, eveneens gefixeerd in de tijd, is evenzeer schadelijk, aangezien een slechte schrijver als Lysias alleen dode letters produceert, zelfs geen schijn van levende communicatie, laat staan van enige overdracht van wijsheid. Immers, ernstige gedachten en kennis horen overgedragen te worden middels filosofische gesprekken! Er is alleen maar een symbolische overeenkomst tussen het geschreven woord en échte logos (het Woord met hoofdletter in de zin van diepgaand inzicht en begrip). En zo blijkt Plato’s Phaidros uiteindelijk een geschreven tekst te zijn over het wantrouwen dat men tegenover het geschreven woord hoort te koesteren, met als aanleiding een discussie over de liefde… maar waarna Eros eigenlijk niet meer ter sprake komt. Met Eros weet je nooit waar je staat.

In de loop van haar uiteenzetting legt Carson je haarfijn uit hoe een metafoor werkt, wat een paradox precies is, en wat je moet verstaan onder een woordspeling en waarom Sokrates die wel eens graag gebruikt om zijn gesprekspartners aan het denken te zetten. Ze analyseert enkele gedichten van Sappho, Archilochos en Sophokles niet alleen naar inhoud en interpretatie, maar ook verstechnisch (woordpositie, klankexpressie, ritme en metrum, alliteratie …) op zo’n wijze dat het meteen een kleine masterclass is in het lezen van poëzie. Overigens blijft ze niet steken in de klassieke wereld, maar is het betoog gelardeerd met verwijzingen naar, zeg maar Leo Tolstoi, Simone Weil, Emily Dickinson, Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir, Jacques Lacan, Michel Foucault, Virginia Woolf, Friedrich Nietzsche, Sint Augustinus, Rainer Maria Rilke, of W.H. Auden. Eros, bitterzoet is niet meteen simpele, maar wel intellectueel prikkelende en verrijkende lectuur, en een aansporing om de om de literatuur van de Oudheid te gaan (her)ontdekken.

Volgens Aristoteles vindt elk verlangen zijn oorsprong in de verbeelding (phantasia) zonder dewelke niemand ooit iets zou ondernemen om iets te doen aan zijn huidige levenssituatie of staat van kennis. Carson stelt de slotvraag: wat zou een stad zijn zonder verlangen en dus zonder verbeelding? Het zou een stad zijn zonder dichters en denkers. En zonder schrijvers en lezers. Zonder ons.

Synopsis

Literair essay over de verbeelding van het thema 'eros’ in de klassieke Griekse poëzie.

Erwin Penning
Leestip van Erwin Penning
De boeken maken de mens!

Eros, bitterzoet
Titel:
Eros, bitterzoet
Auteur:
Anne Carson
# pagina's:
255 p.
Uitgeverij:
Octavo
ISBN:
9789490334352
Materiaal:
Boek
Onderwerp:
Erotiek ; cultuurgeschiedenis, Erotiek in de literatuur, Klassiek Griekse literatuur