Hoed u voor de zuiveren. Robespierre en de Franse Revolutie
Absolute zuiverheid nastreven kan fataal aflopen. Dit overkwam Maximilien de Robespierre (1758 -1794) en het revolutionaire Frankrijk dat hij in 1793 en 1794 bestuurde. Hoe kon een geëngageerde, onomkoopbare, sober levende idealist uitgroeien tot de leider van een bloeddorstig terreurregime dat duizenden tegenstanders of vermeende tegenstanders genadeloos guillotineerde ? Hoe kon een kleurloze, aarzelende figuur, een radicale democraat en aanhanger van de cultus van de Rede, uiteindelijk een deïstische Cultus van het Opperwezen als staatsgodsdienst instellen waarin hij de rol van een soort opperpriester zou spelen ? Die zichzelf bijna als een instrument van de Voorzienigheid zou beschouwen om van Frankrijk een ideale samenleving te maken. De volgende eeuwen zijn tal van gelijkaardige leiders in andere staten in zijn voetsporen getreden en allicht zijn er nog wel meer bevlogen idealisten op komst die een gelijkaardig levenspad zullen of willen volgen...
Alleen al dat maakt het leven van deze man in een scharnierperiode van de westerse geschiedenis bijzonder interessant maar zijn intrigerende en goed onderbouwde biografie Fatale zuiverheid van de Britse historica Ruth Scurr werd door The Times zelfs tot een van de 100 beste boeken van het eerste decennium van de 21ste eeuw uitgeroepen.
Niets wees er in zijn jeugd- en jongvolwassen jaren op dat Robespierre ooit een dictator of zelfs maar een leidersfiguur worden. Hij was een vrij timide, zelfs gesloten, letterlijk en figuurlijk bleke advocaat en dichter uit de Noord-Franse provinciestad Arras. Als zoon van een afwezige vader en een jonggestorven moeder werd hij opgevoed door zijn grootouders. Scurr benadrukt het belang van de mislukking van zijn vader in het leven van Robespierre, zowel voor zijn complexe persoonlijkheid als zijn verdere ambitie om te slagen. Hij studeerde met behulp van een beurs af aan het prestigieuze Lycée Louis-le-Grand in Parijs en werd tijdens zijn studies fel beïnvloed door de ideeën van de verlichtingsdenkers, vooral dan Jean-Jacques Rousseau. Rousseaus ideeën werden zijn grote inspiratiebron en leidraad in zijn politiek handelen. Hij pleitte voor de afschaffing van de doodstraf en de slavernij en zelfs toekenning van dezelfde rechten, zoals stemrecht, aan de autochtone inwoners van de Franse koloniën. Zelfs voor verlichtingsdenkers was dit laatste een vrij radicaal standpunt in het prerevolutionaire Frankrijk.
De principiële man, die het als advocaat in Arras vaak opnam voor de zwakkeren in de samenleving, werd in 1789 een afgevaardigde van de provincie Artois voor de Staten-Generaal in Versailles. De onbekende, ‘provinciale’ Robespierre stond daar eerst nog in de schaduw van grote namen, zoals de door hem bewonderde Mirabeau, maar hij groeide uit tot een radicale, bevlogen democraat en een talentrijke, populistische redenaar, hardnekkig, rechtlijnig en vasthoudend. Hij werd later woordvoerder van de radicale fractie in de Nationale Conventie, de Montagnards, aan de zijde van Marat en Danton. Hij was onvermurwbaar, niet zwichtend voor druk of het grote geld: zijn bijnaam werd niet voor niets l’Incorruptible. In tegenstelling tot bv. Mirabeau van wie na zijn dood aan het licht kwam dat hij niet vies was van enig dubbelspel met de monarchie en financiële gunsten van Lodewijk XIV graag aannam.
Ondanks Robespierres sobere levensstijl had hij niet veel concrete affiniteit met het volk en het leven, in tegenstelling tot zijn bondgenoot en latere rivaal, Danton, een levensgenieter pur sang. Hij was een man van de abstractie, de grote principes, de Revolutie en het Volk, maar dan met hoofdletters geschreven. Een zwart-wit-denker, dwepend met zuiverheid, zowel in zijn persoonlijk leven als voor de maatschappij. Maar voortgedreven door angst voor een mogelijke contrarevolutie en zwelgend in complottheorieën liet hij om de Revolutie te redden zijn idealen zoals de afschaffing van de doodstraf toch snel los.
Want om de Revolutie te vervolmaken en zijn tegenstanders uit te schakelen moesten die dan toch maar aan de kant gezet worden. Zijn oude idealen mondden zelfs uit in hun tegendeel: voor Robespierre, die het Grand Comité du Salut public (de facto een soort revolutionaire noodregering) in zijn greep kreeg, was de Terreur een noodzakelijke stap om zijn ideale samenleving voort te brengen. Duizenden mensen belandden onder het schavot, vaak om dubieuze en soms ronduit belachelijke aanklachten. Hoe meer macht Robespierre verwierf hoe meer mensen geëxecuteerd werden, zelfs vrienden of ex-vrienden zoals Danton moesten er aan geloven. De laatste 5 maanden van Robespierres leven, op het hoogtepunt van zijn macht, stierven alleen al in Parijs 2217 mensen onder de guillotine, de 11 maanden daarvoor ‘slechts’ 399.
Robespierre liet hen wel uit de weg ruimen, maar de voorheen timide en verlegen man was te laf om de terechtstellingen zelf bij te wonen. Uiteindelijk werd iedereen bang om het volgende slachtoffer te worden van zijn zuiveringen. In deze chaotische en onstabiele periode keerden een aantal van zijn vroegere, radicale medestanders, zoals Joseph Fouché, samen met veel lauwere aanhangers van de Revolutie zich tegen hem en sloegen de handen in mekaar: 28 juli 1794 kwam hij samen met zijn laatste medestanders uiteindelijk zelf onder de guillotine terecht. Hij werd na een allerlaatste, doordringende schreeuw geveld door het apparaat dat hij steeds kwistiger aan het werk had gezet, maar zelf nooit in actie had gezien. De democratische Republiek en de Natie konden niet zo zuiver gemaakt worden als deze man zich wel had voorgesteld.
Synopsis
Levensbeschrijving van de Franse advocaat en revolutionair (1758-1794), een van de leidende politici tijdens de Terreur (1793-1794).