Verdwalen tussen bergen en zinnen
In 2020 las ik Het jaar dat Shizo Kanakuri verdween van Franco Faggiani. Voor mij een voltreffer en dus kocht ik meteen ook het eveneens goed ontvangen debuut van Faggiani. Direct beginnen lezen deed ik echter niet. Een wijs persoon vertelde me ooit dat je best nooit twee boeken van dezelfde auteur na elkaar leest, om teleurstelling te vermijden. Ongeveer een jaar later, vorige maand om precies te zijn, besloot ik eerder willekeurig dat er voldoende tijd verstreken was en nam Tussen twee werelden bij de hand. Of ik door te wachten teleurstelling vermeden heb, weet ik niet, maar in ieder geval liet Franco Faggiani net als vorig jaar een stevige indruk op mij na.
Leonardo, een journalist en copywriter die zijn thuis in Milaan heeft, besluit samen met zijn autistische pleegzoon Martino te verhuizen naar een desolaat huis in de Piemontese Alpen. Na enkele levensbepalende gebeurtenissen in het drukke Milaan hebben beiden er duidelijk nood aan om verder te gaan met een prikkelarm leven in de bergen. Dat eenvoudige leven beschrijft Franco Faggiani in zijn roman en veel meer dan dat is het eigenlijk niet. Toch schuilt hier net de schoonheid van het boek. De zinnen zijn strak geschreven zonder veel nonsens, net zoals het leven van Leonardo en Martino geen ballast lijkt te hebben. Als een symbiose die je kansloos in het verhaal meesleept.
Naar het schijnt voor fans van Paolo Cognetti, maar die moet ik nog lezen. 😉
Synopsis
Een weduwnaar wordt door zijn dochter overgehaald een weesjongen in huis te nemen; als bij de jongen het syndroom van Asperger wordt vastgesteld, besluit de man met de jongen in een dorpje in de Italiaanse Alpen te gaan wonen.