Een oude industriestad tracht zich op te richten
Charleroi, genoemd naar Karel II landsheer van de Zuidelijke Nederlanden en koning van Spanje (1660-1700). De stad heeft nu een slechte naam, alhoewel. Ooit was het anders. Tijdens de industriële revolutie(1750-1900) was er veel nood aan kolen en dat is net de reden dat deze streek ooit de derde industriële macht was in de wereld. Wat nu olie en gas is was ooit kolen de onmisbare grondstof der industrieën. Het gebied is een gatenkaas wat betreft de ondergrond. Honderden mijnen met bijhorende schouwen domineerden het landschap. Daardoor was hier ook de staalindustrie dominant aanwezig. De kolen lagen er voor het rapen, bij wijze van spreken. Le Pays- Noir is niet voor niets de bijnaam in de streek. De milieuvervuiling was maar bijzaak, als de industriebaronnen hun gouden kolen konden verkopen was er niets aan de hand. Glas, kolen en staalnijverheid waren de goudhaantjes. De werkomstandigheden waren ondermaats. De Samber, Maas en de opkomende spoorwegen waren de levensaders voor deze economie. De ommezwaai kwam er nadat er andere middelen werden gevonden tot vooruitgang. Olie en gas. Werkloosheid bracht misdaad, corruptie en armoede voort. Intussen is de stad bezig met een langzame klim uit het dal. Het monumentale stationsgebouw van Charleroi Sud en de mooie brug over de kronkelende Samber zijn baanbrekend maar er is nog veel werk. Dit boek neemt u mee in een verhaal van opbouw en ook tegenslag. Een ringweg die boven de stad is gebouwd waar de pijlers zelfs in het station zijn gebouwd is ook uniek in België. Er is ook nog altijd het levendig volkshuis van La Maison de 8 heures te bewonderen die stilaan aan het uitsterven zijn. Het is geen stad lijk een ander maar toch het bezoeken waard.
Mooi leesbaar en interessant boek. Het is ook een zwart wit verhaal want wat ooit een vervuilde streek was is nu één van de mooiste groenste en ook minst bevolkte gebieden in België.