Altijd in de gevangenis
Cesare Pavese was een Noord-Italiaanse schrijver die het meeste van zijn werk schreef tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Hij stierf door een overdosis slaappillen in 1950. Hij publiceerde gedichten, korte verhalen, een dagboek en acht korte romans.
Die romans zijn veelal gebaseerd op zijn eigen ervaringen: die van de buitenstaander, sociaal onhandig, die veel moeite kent om relaties met anderen aan te gaan en ze meestal zelf verprutst. Hij probeert grip op het leven te krijgen door erover te schrijven – zijn dagboek draagt de toepasselijke titel ‘Het leven als ambacht’.
Hij doet dat in een prachtige taal, met veel aandacht voor zijn onmiddellijke omgeving die poëtisch en tegelijk aards wordt beschreven. Hij wisselt die af met krachtige, heldere dialogen en rake, diepzinnige overpeinzingen.
De gevangenis gaat niet over een verblijf in de gevangenis, maar over de ballingschap na dat verblijf – Pavese werd in de jaren dertig zelf gevangen gezet en verbannen naar een klein dorp in Zuid-Italië, wegens antifascistische activiteiten die hij bijna per ongeluk beging. De hoofdpersoon Stefano kan daar relatief vrij rondlopen, de heuvels intrekken, naar de osteria gaan en in de zee zwemmen, maar moet elke nacht in een klein huis in het dorp doorbrengen. Hij is er veel vrijer dan hij in de gevangenis was, maar zo voelt dat voor hem niet aan. De vraag is of iemand als Stefano zich ooit vrij kan voelen …
Een korte roman, waarin niet veel gebeurt, maar die toch heel aangrijpend is. Je ziet het dorre heuvellandschap voor je en de bedrieglijke zee, de onderdanige Elena en de onbereikbare Concia, de kennissen die geen vrienden kunnen worden. Stefano blijft "gevangen gezet te midden van muren van lucht", in een cel "met onzichtbare muren".