De openbaring van het beestje
Clarice Lispector (1920 – 1977) werd geboren in Tchetchelnik (Oekraïne) uit Joodse ouders, die onder druk van de toenmalige pogroms naar Brazilië vluchtten. Ze studeerde rechten, trouwde in 1943 met een diplomaat, verbleef zodoende op heel wat posten in Europa en de States, maar keerde in 1959 – gescheiden – naar Brazilië terug. Haar romandebuut verscheen in het jaar van huwelijk. Daarna zou ze uitgroeien tot één van de belangrijkste Braziliaanse schrijfsters van de twintigste eeuw. Vergelijkingen met Kafka, Joyce en Borges bleven niet uit de lucht, maar zijn allemaal enigszins onterecht, want Lispector heeft een volstrekt eigen stem.
Dat blijkt uit de roman die doorgaans als haar magnum opus wordt beschouwd: De passie volgens G.H., in het Nederlands uit het Portugees vertaald door Harrie Lemmens. Laat ik maar meteen waarschuwen dat dit, ter kennismaking met een auteur die hier wellicht niet zo bekend is, een behoorlijk veeleisend boek is. In haar bericht "aan eventuele lezers" windt de schrijfster daar zelf geen doekjes om: haar boek is bestemd voor "degenen die weten dat je alles, wat dan ook, stapsgewijs en moeizaam benadert – waarbij je ook door het tegendeel van wat je wilt heen moet."
De genaamde G.H. – dat zijn de initialen die op haar reiskoffers staan – is een financieel onafhankelijke vrouw met een geregeld leventje. Ze beeldhouwt af en toe wat, als amateur. Die normaliteit wordt echter dooreengeschud als ze de kamer van haar dienstmeisje, dat pas ontslag heeft genomen, wil gaan opruimen. In plaats van een rommelhok te vinden zoals ze verwachtte, komt ze immers in een "onberispelijk schone kamer" terecht, maar met een houtskooltekening op de muur: een "zij" (zij zelf? "Ik de Mens"?), een "hij" en een hond. En uit de kleerkast komt een dikke kakkerlak tevoorschijn. Ze plet het insect door de deur van de kast dicht te klappen, maar het dier is niet dood en blijft haar aankijken.
Tot zover de anekdote. Wat volgt is het verslag van haar passie, het lijdensverhaal volgens G.H. Ze zal bij momenten trouwens menen "een oratorium" te horen, denk aan de Mattheüspassie van Bach. Haar lijden bestaat uit haar ontregeling, haar desoriëntatie, de deconstructie van de persona die ze tot dan had opgebouwd. Want met een schok ontdekt ze dat het leven in haar niet anders is dan het neutrale leven van een kakkerlak, een van de oudste dieren op aarde. Haar hele beschaving, die berustte op handhaving van haar imago, valt aldus in puin. "Om te ontsnappen aan het neutrale had ik al lang mijn wezen verruild voor het menselijke masker." Maar is het goddelijke precies ook niet te vinden in dat "neutrale"? "Gods goedheid is neutraal continu en continu neutraal" is een van de inzichten waartoe ze zal komen.
In de metafysische inzichten van Lispector speelt de filosofie van Spinoza (1632 – 1677) onmiskenbaar een grote rol. Volgens hem is God de oneindige, eeuwige, autonome en unieke substantie, die je gemakshalve ook de natuur zou kunnen noemen. Net als Spinoza gelooft Lispector dus niet in de vermenselijkte, persoonlijke, bewuste God van de religies die zich actief bemoeit met de menselijke aangelegenheden. Voor haar is het universum dan ook amoreel. Daarbij sluit, in Lispectors spirituele visie, aan dat volgens de kabbala God alles én niets is ("neutraal"), de unie van alles wat in de wereld bestaat én van zijn tegendeel. Lispector schrijft: "God is al wat bestaat en alle tegenstrijdigheden bevinden zich in God, en daarom zijn ze niet in strijd met Hem." Even Joods is de gedachte dat Gods naam onkenbaar en onuitspreekbaar is, zij het dat het nastreven van die kennis wel het opperste doel van de mystiek is…
Daarnaast verwerkt Lispector heel wat elementen en symbolen die (ook) in het christendom bekend zijn. Zo is er sprake van geloof, hoop en liefde; het paradijs, de verboden vrucht en de erfzonde; de Moeder ("gezegend zijt gij onder alle kakkerlakken"); de verzoeking in de woestijn; de staat van genade en de verlossing. En G.H. gaat te communie door de blubber uit het geplette lijf van de kakkerlak te nuttigen, al wordt ze daar niet door geheiligd.
De passie volgens G.H. is sibillijns en visionair, en heeft mij na twee leesbeurten en redelijk wat opzoekingswerk nog niet al zijn geheimen prijsgegeven. Komt Lispector tot een conclusie? Misschien dat het leven er is om geleefd te worden? Het boek begint en eindigt met vijf gedachtestrepen. Elk hoofdstuk begint met de laatste woorden van het vorige, en er zijn drieëndertig hoofdstukken. Drieëndertig jaar is de leeftijd van Christus toe hij stierf en verrees. Drieëndertig geldt dan ook als "Meestergetal" en staat symbool voor het hoogst mogelijk dat een mens op spiritueel niveau kan bereiken. Maar daar faalt de zoekende, tastende, steeds weer opnieuw naar vorm zoekende taal: "Het onzegbare kan me slechts gegeven worden door de mislukking van mijn taal." Met de gedachtestrepen aan het einde is de cirkel van het mysterie rond.
Ergens in haar relaas verzekert G.H. de persoon die ze aanspreekt (de lezer? een geliefde? de liefste?) dat die, wanneer hij door haar duisternis heentrekt, aan de andere kant zichzelf zal ontmoeten. In het trotseren van die duisternis ligt precies de uitdaging maar ook de moeilijkheidsgraad van dit boek. Makkelijk en vermakelijk is het allemaal niet. Maar de durvers zullen in deze Passie een aanzet vinden om de confrontatie aan te gaan met hun vragen over hun en Het bestaan. Al zal ook hun antwoord, wanneer ze aan de andere kant arriveren, misschien neerkomen op een reeks streepjes.
[Nota bene, voor wie geïntrigeerd zou zijn. Voor zover ik weet heeft De Krook alles in de aanbieding wat tot nog toe (12 september 2020) van de hand van of omtrent Clarice Lispector in het Nederlands verschenen is, met inbegrip van haar biografie door Benjamin Moser.]
Synopsis
Kunstenares G.H. beleeft een mystieke ervaring wanneer zij, bij het opruimen van de kamer van haar vertrokken dienstmeisje, een kakkerlak plet tussen de deur van de garderobe.