Biografie van een bezetene
Biografie van een bezetene
Thomas Mann schreef zijn laatste grote roman, Doctor Faustus. Het leven van de Duitse toondichter Adrian Leverkühn verteld door een vriend (1949), toen hij nog als banneling in de Verenigde Staten verbleef. Zowel de Duitse kunstenaar die zijn ziel verkoopt als zijn verworden vaderland gaan in de loop van het verhaal hun ondergang tegemoet.
De vriend-biograaf waarvan sprake in de ondertitel, Serenus Zeitblom, zelf doctor in de filosofie, classicus, voormalig leraar en bij gelegenheid musicus (hij bespeelt als amateur niet onverdienstelijk de viola d’amore) kende de toekomstige componist al van kindsbeen af. Adrian Leverkühn (1885-1940), zoon van een herenboer met bijzondere interesse voor de wonderen en geheimen der natuur en een latent muzikale moeder, zal eigenlijk pas de muziek ontdekken als hij gymnasium gaat lopen in het middeleeuwse stadje Kaisersaschern. Daar logeert hij bij zijn oom Nikolaus, handelaar in muziekinstrumenten, en ondergaat hij de invloed van Wendell Kretzschmar die zijn pianoleraar en mentor wordt.
Niettemin zal Leverkühn na deze passage eerst theologie gaan studeren aan de universiteit van Halle. Edoch, waar God is, is ook de duivel. Het probleem van het kwaad in de wereld is nu eenmaal een theologisch onderwerp. Bepaalde professoren lijken ook wel iets met de duivel te hebben. Zoals professor Schleppfuss, die lijkt te hinken, en bijzonder veel nadruk op demonologie legt.
Wanneer Adrian Leverkühn zijn theologiestudies afbreekt en zijn mentor Kretzschmar naar Leipzig volgt om uiteindelijk muziek (en filosofie) te gaan studeren, biedt er zich bij zijn aankomst een vreemde gids aan om hem de bezienswaardigheden van de stad te laten zien. De kerel, waarvan het uiterlijk en het loopje hem vagelijk aan Schleppfuss (!) herinnert, doet hem uiteindelijk in een bordeel belanden waar hij “Esmeralda” ontmoet. Later zal hij haar nog gaan zoeken en, ondanks haar waarschuwing dat ze aangetast is door syfilis, tegen beter weten in, de ziekte oplopen… waarvan hij – na onvolledige behandeling door twee dokters, waarvan de ene sterft en de andere de nor invliegt – schijnbaar geneest.
In Leipzig raakt hij gelieerd met de schrijver-vertaler en anglist Rüdiger Schildknapp, die als zijn trouwe “schildknaap” zal fungeren. Ze verhuizen naar München, op dat moment het cultureel centrum van Duitsland, waar ze hun intrek nemen bij de senatorsweduwe Rodde met haar twee dochters Inès en Clarissa. De dame houdt salon, waar ze de jonge violist Rudolf “Rudi” Schwerdtfeger ontmoeten, die al gauw nauwer contact zoekt met Leverkühn en erop zal aandringen dat die een vioolconcert voor hem zou schrijven (wat achteraf ook gebeurt).
Door creatieve onrust geplaagd, steeds ontevreden over de beschikbare compositorische technieken, besluit Leverkühn met Schildknapp een tijdje naar Italië te verhuizen: Rome, en, in de mooie maanden, Palestrina. Daar komt de duivel hem, in verschillende gedaanten (pooier, musicoloog…) bezoeken. Vierentwintig jaar van buitengewone scheppingskracht en inventiviteit zullen hem, dankzij de bacteriën in zijn lichaam, nog ten deel vallen, maar liefde zal niet zijn deel zijn.
Leverkühn, hoogbegaafd, kil, trots, en fundamenteel eenzaam spijts alle vrienden en aanhangers gaat zich uiteindelijk terugtrekken in het plaatsje Pfeiffering, buiten München, in een deel van een grote hoeve, een voormalig klooster (!), die bijna een replica blijkt te zijn van zijn ouderlijke hoeve. Daar zal, na een periode van depressie en aanvallen van migraine, een losbarsting van creativiteit volgen: het oratorium Apocalipsis cum figuris, een aantal marionettenopera’s, en het fameuze vioolconcert waarvoor Rudi Schwerdtfeger hem al zo lang heeft opgevrijd… Maar nadien zal de violist het bekopen in een door Leverkühn opgezet dodelijk jaloeziedrama.
In 1929 komt de vijfjarige Nepomuk “Nepo” of “Echo”, zoals het kind zichzelf noemt, voor een aantal maanden logeren bij oom Adrian Leverkühn. De moeder van het jongetje is immers ziek en moet naar een sanatorium. Nepo is een uiterst mooi en innemend kind, “een engel”. Tijdens zijn verblijf begint Leverkühn aan een laatste werk, de symfonische cantate Het Klaaglied van Doctor Faustus, een stuk met veel echo-effecten.
Maar Nepo sterft aan een hersenvliesontsteking. Een uitzinnige Leverkühn, overmand door schuldgevoel, revolteert tegen de duistere macht, die het kind meegenomen heeft. Geheel tegen zijn aard van kluizenaar nodigt hij een aantal gasten, bekenden en onbekenden, uit om een uitvoering van fragmenten van de cantate te komen beluisteren. Gezeten aan de piano doet hij zijn wanhopige biecht aan de verzamelde schare, in hetzelfde curieuze Oud Duits als dat waarin hij jaren voordien zijn ontmoeting met de duivel in een brief aan Zeitblom beschreef: een middeleeuws Duits, even gotisch, mystiek en duister als het stadje Kaisersachsern waaraan Leverkühn misschien nooit ontkomen is…
Daarna zijgt hij neer. Leverkühn zal verglijden in de waanzin en keert uiteindelijk terug onder de hoede van zijn moeder.
Doctor Faustus is een behoorlijk complexe roman, die niet eenvoudig te interpreteren valt. Er is nogal wat inkt over gevloeid, en zelfs Mann wijdde er nog een boek aan: Het ontstaan van Doctor Faustus. De roman van een roman (1949). Wat was zijn bedoeling?
Blijkens lezingen die hij in diezelfde jaren gaf zocht hij een verklaring voor vatbaarheid van een land als Duitsland, dat toch geniale denkers en dichters had voortgebracht, voor het fascisme. Hij vond die in de zogenaamde “innerlijkheid” van de Duitse ziel, die zich verzet tegen het verlicht intellectualisme en rationalisme, maar muzikaal is. Welnu, poneert Mann, de muziek is demonisch, “uiterst berekende ordening en diep-chaotische anti-rede tegelijk, rijk aan bezwerende incantaties, getallenmagie, de kunstvorm die het verst van de werkelijkheid staat en tegelijk het gepassioneerdst is, abstract en mystiek”. (Duitsland en de Duitsers, 1945).
Zijn Doctor Faustus, met een musicus in de hoofdrol dus, en in het teken van een halve eeuw omineuze geschiedenis, met twee wereldoorlogen, van zijn vaderland – Leverkühn sterft in 1940, maar Zeitblom schrijft nog in 1945 – moest onmiskenbaar een roman worden over het Duits-zijn. Maar was Thomas Mann niet evengoed een Duitser en een artiest? Zij het geen componist, al was hij een groot muziekliefhebber en werd hij geprezen om de muzikaliteit van zijn proza.
Zo kan je vermoeden dat de brave biograaf Zeitblom, tijdens de Eerste Wereldoorlog nog gematigd patriottisch, een karikatuur is van de burgerlijke kant van Mann zelf, terwijl Leverkühn misschien wel eens de andere pool van zijn persoonlijkheid zou kunnen verbeelden. Mann verbleef in zijn jonge jaren zoals het personage in Palestrina, had afzondering nodig om te werken, en had ooit een verhouding met de violist Paul Ehrenberg. Hij modelleerde de trouwe kompaan Schildknapp naar zijn oude kameraad Hans Reisiger.
Mann smokkelde nog andere al dan niet autobiografische realia in zijn roman. Het einde van de mislukte actrice Clarissa Rodde, die zelfmoord pleegt met gif, is dat van zijn eigen zuster. Het jongetje Nepo is het portret van zijn geliefde kleinzoontje Frido, die gelukkig wel zou opgroeien en psycholoog en auteur zou worden. De beroemde dirigent Bruno Walter, een goede kennis van Mann, figureert in het boek. Het twaalftonensysteem dat door Leverkühn wordt uitgevonden stond in werkelijkheid op naam van Arnold Schoenberg. Voor de adequate beschrijving van dat systeem en van Leverkühns composities liet Mann zich bijstaan door de socioloog en musicoloog Theodor Adorno.
Door het naadloos invoegen van de bijdragen van Adorno is de roman een voorbeeld van de literaire collagetechniek. Mann verzamelde meticuleus alle nodige musicologische en medische informatie en liet zich verder inspireren door o.a. biografieën van componisten, het voorspel van het derde bedrijf van de Meistersänger van Richard Wagner (geliefde componist!), en door Shakespeare en Nietzsche (de syfilisbesmetting) van wie hij citaten in de dialogen verwerkte.
De vraag is, na dit alles, of dit niet meer een roman over Mann zelf dan over de verloren ziel van de Duitsers onder het Derde Rijk is geworden. Hij bekende dat Leverkühn van alle personages die hij ooit opvoerde dat was, waar hij het meest van hield. In zijn dagboek en in Het ontstaan van Doctor Faustus heeft hij het over “dit vreemde en uiterst persoonlijke werk”, “in de grond, een radicale bekentenis.”
Doctor Faustus is een weerbarstig, vaak ironisch, intrigerend boek.
Synopsis
Gefingeerde biografie van een onder meer naar Schönberg gemodelleerde componist wiens genialiteit zich vanwege een pact met de duivel uiteindelijk tegen hem keert.