Spreken over ziekte
In 1978 werd Susan Sontag behandeld voor borstkanker. Dat vermeldt ze niet in het essay dat ze in die periode schreef: Ziekte als metafoor. Daarin klaagt ze het gebruik van metaforen aan als we spreken over ziekte, en dan vooral over kanker. Ik ben het er niet helemaal mee eens dat we geen metaforen zouden mogen gebruiken, maar ze heeft een goed punt wanneer ze zich kant tegen de metafoor van kanker als een strijd: alsof de patiënt moet 'vechten' tegen kanker, waarmee impliciet gezegd wordt dat wie de 'strijd' verliest niet hard genoeg gevochten heeft (een punt dat Liesbeth Van Impe recent nog in een kranteninterview herhaalde). Omgekeerd haalt ze ook uit naar het omgekeerde: bepaalde maatschappelijke fenomenen beschrijven als een kanker die zich verspreidt.
Het interessantste vond ik de vergelijking die ze maakt met de 'sexy', 'artistieke' ziekte tuberculose tegenover de verborgen, beschamende ziekte kanker. Daar zet ze dan nog eens syfilis tegenover, die met zijn seksuele dimensie nog nadrukkelijker op morele verantwoordelijkheid zou wijzen.
Je hoeft het niet met alles in Ziekte als metafoor eens te zijn om hier erg veel stof tot nadenken in te vinden.
Tien jaar later, in 1988, schreef Sontag een 'vervolg': Aids en zijn metaforen (ze was ondertussen genezen en kankervrij verklaard). Aids had op dat moment kanker 'verdrongen' als vijand nummer één. Op zich is dit essay minder baanbrekend dan Ziekte als metafoor, maar Sontag doet een paar uitspraken die ruim 30 jaar later nog steeds (mutatis mutandis) toepasbaar zijn.
Een infectieziekte (zoals aids) wordt beschouwd als een vijand van buitenaf, die de eigen maatschappij binnendringt (opnieuw die oorlogsmetafoor): aids zou in Afrika ontstaan zijn. Zo was er eerder de Spaanse griep, of werd syfilis wel eens de Franse ziekte genoemd. Vandaag noemt een Amerikaanse president het coronavirus liever 'the China virus'. In de strijd tegen infecties worden methoden als quarantaine en afzondering gebruikt. Grenzen worden gesloten, buitenlanders en buitenstaanders worden argwanend bekeken en worden beschouwd als een bedreiging voor de eigen gemeenschap (die als vanzelfsprekend 'onschuldig' en 'rein' zou zijn). Wat het alternatief zou zijn, laat Sontag in het midden: het gaat haar om de parallellen met en de gevolgen voor het politieke denken dat dezelfde metaforen (en middelen) hanteert.
Zoals gezegd: je kan het er mee eens zijn, en je kan er je bedenkingen bij hebben. Maar dat lijkt me net de essentie te zijn van een goed essay.