De avonturier en de wiskundige
Op het eerste gezicht kunnen ze niet meer van elkaar verschillen: Alexander von Humboldt en Carl Friedrich Gauss. De bevoorrechte Von Humboldt is een middelmatige leerling van de beste privéleraren en kiest voor een leven als ontdekkingsreiziger. Gauss is afkomstig uit een arm gezin en krijgt enkel door zijn onvoorstelbare talent voor wiskunde de kans om te studeren. Hij haat reizen en houdt zich het liefst bezig met theoretische wiskunde.
Toch hebben deze mannen ook veel gemeen: beiden zijn gefascineerd door wetenschap en precisie. Zij kunnen moeilijk begrip opbrengen voor mensen die hun genialiteit niet delen: 'denken anderen echt zo traag?' 'Kunnen zij echt tevreden zijn met onnauwkeurige metingen?' Dit maakt hen gesloten, wereldvreemd en ook wat arrogant. Op latere leeftijd ervaren ze ook allebei hoe hun vroegere successen achterhaald worden en hun plaats wordt ingenomen door nieuwe, jonge wetenschappers.
Het boek is vlot geschreven en niet al te lang, dus ideaal om op een vrije dag in één keer uit te lezen. Het geeft een mooi beeld van de twee personages met hun goede en slechte kanten, tijdens hun hoogtepunten en dieptepunten. Samen belichamen zij de twee uitersten van de wetenschap, het experimentele en empirische tegenover het theoretische, die elkaar soms moeilijk begrijpen. Op de achtergrond worden de late 18e en vroege 19e eeuw geschetst als een periode van vooruitgang, verlichting en wetenschap, maar ook van alchemie, kwakzalverij, autocratie, oorlog en slavernij.
Synopsis
Als de 18e-eeuwse Duitse wetenschappers Carl Friedrich Gauss en Alexander von Humboldt elkaar op gevorderde leeftijd ontmoeten, blijken ze elkaar niet zo erg te mogen.