Een levendig verteld boek
Het boek heet Levende Wezens en ik wil schrijven dat dat eigenlijk niet klopt. Dat het meer over doden dieren gaat, maar ook die zin stokt in mijn pen. Het zijn niet de dode dieren, maar eerder de dieren die ooit zeer levend waren, die het hoofdpersonage van deze roman zijn. In dat opzicht is de titel goed gekozen. De Steller zeekoe, eeuwen geleden uitgestorven, wordt in dit boek prachtig tot leven gewekt. Hij wordt bijna tastbaar, de manier waarop hij met zijn korte pootjes in ondiepe poelen zeewier graast. Ik zie ze voor mij, die zeekoeien. Ze zijn levend.
Levende wezens vertelt het verhaal over een mensensoort die voor het eerst en daarna ook voor het laatst met de Steller zeekoe in aanraking komt. De zeekoe wordt daarmee een vehikel om het verhaal over extinctie te vertellen: hoe de soort mens uit honger, onwetende hebzucht of gewoon uit onverschillige wreedheid de soorten die naast hem en met hem leven uitroeit. Om dat verhaal te vertellen verwijst de auteur niet eens naar de grote uitstervingsgolven van de laatste decennia, maar spant ze haar verhaal in een rechte lijn van 1742 tot 1960. Ze vertelt niet het verhaal van klimaatverandering door toedoen van de mens, maar van wetenschap, nieuwsgierigheid, kolonialisme. Hoe de mens de wereld ontdekt, de wereld verzamelt en zo de wereld ook stuk voor stuk doodt.
Dat wetenschappelijke sijpelt ook door in de stijl van het boek. De zinnen zijn weinig opgesmukt, met hier en daar een pareltje dat door de behapbare zinnen doorschemert. Een boek dat bijna als een historische verhandeling leest, zonder directe dialoog of heel uitgebreide interne monologen. Toch leer je de personages goed kennen, toch leest het boek ongelooflijk vlot. De urgentie en gevoeligheid waarmee het verhaal verteld wordt en de knappe stijl ervan maken het boek wonderbaarlijk en zorgen ervoor dat ik het enorm graag gelezen heb.