Het witte doek als spiegel van de geschiedenis
Aanvankelijk lijkt de Britse schrijver Jonathan Coe (Middle England, Expo 58), gedreven door zijn liefde voor film en zijn fascinatie voor de Oostenrijks-Amerikaanse regisseur Billy Wilder (Some Like it Hot, Sunset Boulevard), ons een lichtvoetig verhaal te serveren met Meneer Wilder en ik. Maar al snel duikt een een sombere, tragische onderstroom op en verstrengelen persoonlijke en collectieve trauma’s. De historische fictie blijkt tegelijk een beklijvend portret van een iconisch figuur en een indringende mijmering over liefde en verlies.
Via vertelster Calista focust Coe op zesvoudig Oscarwinnaar Billy Wilder en de productiegeschiedenis van zijn laatste grote film, het tragische Hollywoodverhaal Fedora (1978). De schrijver tracht daarbij het universum van de filmmaker tot leven te brengen. Gedrenkt in een einde-van-een-tijdperk-gevoel levert dat een genadeloos portret op van een droomfabriek in de greep van geldschieters, Hollywood-giganten op de retour en een filmwereld die functioneert als een bubbel. Langzaam komt een donkere onderstroom aan de oppervlakte: de sporen van de holocaust tekenen het avontuur van de oude filmmaker en de jonge tolk.
Zo wordt Meneer Wilder en ik ook de kroniek van een aangekondigde neergang, het verhaal van een filmmaker die in een ‘out of time’-positie sukkelt. De karakterschets van Wilder is overtuigend (mede doordat Coe put uit de interviews en biografieën van Wilder), de autobiografische beslommeringen van de vertelster zijn dat minder. Maar Coe pakt wel uit met een briljante literaire vondst. In het hart van zijn roman gaat hij naar de dramatische kern via het als filmscenario weergegeven en met voice-over vertelde levensverhaal van Wilder in de periode tussen 1933 en 1945. We vernemen hoe de als Jood in het Habsburgse Wenen opgegroeide scenarist en regisseur verhuist naar Berlijn, op de vlucht slaat voor het nazisme en via Parijs in Los Angeles terecht komt. Cruciaal is de opdracht die hij in 1945 krijgt om uit gigantische hoeveelheid documentaire-beelden opgenomen van de bevrijde concentratiekampen een voorlichtingsfilm te destilleren.
In het script zien we hoe Wilder ondraaglijke beelden bekijkt, hoe hij probeert er een didactische film uit te puren en hoe de overheid niet mee stapt in zijn voornemen Die Todesmühlen (Death Mills) langdurig te vertonen in alle Duitse steden. Een eerste mokerslag krijgen we wanneer duidelijk wordt waarom Wilder obsessief het verschrikkelijk beeldmateriaal blijft doornemen. “Ik zoek mijn moeder”, klinkt het, verwijzend naar haar en andere familieleden die vermoord werden in de nazikampen. Een tweede mokerslag komt er wanneer Wilder een jonge holocaust-ontkenner countert: “als er geen holocaust is geweest, waar is mijn moeder dan?” De derde mokerslag is de schok en walging die Wilder voelt wanneer hij vaststelt “hoe na afloop van de oorlog alle nazi’s simpelweg in rook zijn opgegaan”.
Dit komt zo stevig binnen dat het doet vergeten hoe kleurloos Calista, de spilfiguur van Meneer Wilder en ik, is en hoe flauw haar persoonlijk verhaal blijft. Ondanks Coe’s poging om een link te leggen tussen artistieke creativiteit (Calista is een componiste) en een persoonlijk (familie)leven. Maar wanneer Billy Wilder op het toneel verschijnt is het duidelijk dat de auteur van Meneer Wilder en ik weet dat cinema 'emotion in motion' is en dat voor Billy Wilder het witte doek de spiegel van de geschiedenis was.
Synopsis
Een Griekse filmcomponiste herinnert zich haar contact met filmicoon Billy Wilder, met name de opnamen op Korfoe rond zijn film Fedora (1978).