Erwin Penning
Leestip van Erwin Penning
De boeken maken de mens!

De blik van Astarte

11 augustus 2020

De lezers van Julian Barnes' The Man in the Red Coat hebben hem al ontmoet: Jean Lorrain, pseudoniem van Paul Duval (1855 – 1906), ook bekend als "de Ambassadeur van Sodom", "l'enfilantrope" en – kort voor zijn dood – "het Kadaver". Hij was verslaafd aan ether. Hij studeerde eventjes rechten, maar liever bedreef hij journalistiek en schreef hij kritieken, kronieken, poëzie, toneel, (horror)verhalen en romans. Hij was niet vies van wat schandaal. Hij moet het soort talentrijke schoft geweest zijn, waar je een zekere sympathie kon voor hebben. Echter niet Marcel Proust, die in 1897 met hem duelleerde nadat Lorrain niet alleen Les Plaisirs et les Jours lauwtjes had gerecenseerd, maar bovendien had gesuggereerd dat Proust en Lucien Daudet een homoseksuele relatie hadden. De heren losten elk een schot, niemand raakte gewond, en dat was dan dat.

Monsieur de Phocas, in zijn geheel gepubliceerd in 1901 en voordien als feuilleton verschenen, doet zich voor als een dagboek dat door de hertog van Fréneuse aan een schrijver-uitgever ter beschikking wordt gesteld. Deze Fréneuse, een Parijse dandy, lijdt onder "iets dat blauw en groen is. Of het nu de glans van een edelsteen of een oogopslag is, ik ben door verliefdheid getroffen, erger nog, ik ben behekst, bezeten door een bepaalde zeegroene transparantie. Die glans zoek ik vergeefs in pupillen en edelstenen." De bijzondere blik die hij zoekt, ontwaart hij hoogstens op geschilderde portretten of in sommige beeldhouwwerken waarvan de ogen met smaragd zijn ingelegd, maar niet in echte ogen, en zeker niet in vrouwenogen, want "vrouwenogen liegen altijd".

De man gaat, kortom, gebukt onder een ziekelijke obsessie. Twee "genezers" zullen om zijn ziel strijden.

De ene is de befaamde en beruchte Engelse portretschilder Claudius Ethal, die echter niet meer schildert. Hij past een vorm van homeopathie toe door het taedium vitae (de afkeer voor het leven) van Fréneuse naar een hoogtepunt te voeren. En Fréneuse, met zijn verdrongen moorddadige neigingen, walgde al van de mensheid en van "het moderne leven", in zoverre zelfs dat hij begrip heeft voor "de bommen van de Anarchie." Sinds 1892 werd Frankrijk inderdaad geteisterd door een reeks anarchistische terreurdaden, die de destabilisering van de burgerlijke maatschappij tot doel hadden.

De andere is de Ier Sir Thomas Welcôme, die zelf een "minnaar van spoken" is geweest die de blik van Astarte zocht, Astarte, de Syrische godin van liefde, dood en oorlog, een Venus met donkere kanten, in het christendom geïnterpreteerd als een duivelin want echtgenote van Baal. Welcôme raadt Fréneuse aan naar elders – het Oosten – te vertrekken en daar zijn leven te leven.

Een onbesliste en verloederde Fréneuse keert nog even terug naar het landschap van zijn jeugd in Normandië om daar rust en genezing te vinden. (Er bestaat bezuiden Rouen echt een gemeente Fréneuse! Tegelijk moet de naam van het personage natuurlijk in verband worden gebracht met frénésie, bezetenheid.) Op het oude landgoed vindt hij echter alleen verveling, en hij keert naar Parijs terug waar hij uiteindelijk Ethal, die als een virus in zijn bloed is gekropen, zal vermoorden met diens ring die onder de smaragd een sterk dodelijk gif bevat. Of heeft Ethal Fréneuse als instrument gebruikt om zelfmoord te plegen? Nadien acht Fréneuse zich bevrijd. Hij heeft zichzelf herwonnen en vertrekt, onder de naam Monsieur de Phocas, naar Egypte.

De onbeantwoorde vraag is, of hij nu werkelijk gelouterd zal zijn. Phocas was immers de naam van een moorddadige Byzantijnse keizer. En als ik de naam lees als "faux cas", dan blijft Fréneuse een "fout geval".

Bijzonder aan deze roman is de intertekstualiteit. Lorrain deinst er niet voor terug om – al dan niet helemaal correcte – citaten van andere auteurs in te kapselen, maar recupereert ook oudere teksten (kunstkronieken, verhalen…) van zichzelf. En Lorrain zou zijn ondeugende zelf niet zijn, indien hij achter een aantal personages geen bestaande figuren zou verstoppen. Zo zit Robert de Montesquiou achter Aimery de Muzarett, en Georgette Leblanc achter Maud White. Terzijde, maar amusant om weten: Leblanc, actrice en operazangeres, was geruime tijd de levensgezellin van onze Maurice Maeterlinck, en deed later in haar Souvenirs een boekje over hem open waarmee hij niet erg gelukkig was.

Samen met A rebours van Joris Karl Huysmans, waaraan het toch wel erg schatplichtig is, vormt Monsieur de Phocas een hoogtepunt van het Franse decadentisme. Het hoofdpersonage is een schatrijke, liefdeloze, misantrope estheet. Sleutelwoorden zijn "bleekzucht", "uitputting", "tering". De aartsvaders (Swinburne voor het Engelse decadentisme, Baudelaire voor de Franse literatuur en Moreau voor de Franse schilderkunst) worden met naam genoemd. Ook Rops, Toorop en Khnopff maken hun opwachting. Er wordt in Ethals vreemde atelier een "theepartijtje" gehouden waar opium (of is het hasj?) wordt gerookt. Het modieuze Oriëntalisme (Salome, Astarte…) ontbreekt niet, evenmin als een vleug antisemitisme (een populaire sport in die tijd…), en duidelijke anti-Engelse gevoelens. Want bijna alle Engelsen zijn "sadisten en kinderverkrachters" met hun "door porto en gin opgezwollen gezichten".

Een hoogtepunt ja, want Lorrain schrijft uitstekend. Maar meteen voel je dat het decadentisme tegen zijn limieten begint aan te botsen. Veel decadenter kan het niet meer. Er moet, ook in de literatuur, een nieuwe tijd aanbreken. Met dat modernisme was Marcel Proust, met wie Lorrain in 1897 duelleerde, ondertussen al bezig.

Erwin Penning
Leestip van Erwin Penning
De boeken maken de mens!

Titel:
Monsieur de Phocas
Auteur:
Jean Lorrain
# pagina's:
342 p.
Genre:
Romans
Uitgeverij:
Flammarion
ISBN:
9782080711113
Materiaal:
Boek
Sfeer:
Donker

Gerelateerde leestips