Even geheimzinnig als huiselijk
In We hebben altijd in het kasteel gewoond van Shirley Jackson (1916-1965) zorgt de komst van een neef voor de nodige onrust onder de bewoners van een huis waar zes jaar geleden vijf familieleden zijn vergiftigd. Die bewoners zijn de achttienjarige Merricat, haar tien jaar oudere zus en haar zieke oom. Een betoverend, verontrustend verhaal, even broeierig als vrolijk, even geheimzinnig als huiselijk.
Dit griezelverhaal uit 1962, geschreven in een sfeer van de gothic horror, werd bij publicatie niet echt als literatuur beschouwd. Het oeuvre van Shirley Jackson kreeg lang nauwelijks een plaats in de Amerikaanse literatuurgeschiedenis. Spookverhalen, en al helemaal de spookverhalen van een vrouw – een vrouw die ook stukken publiceerde stukken als Good Housekeeping en Woman’s Day – die konden niet al te serieus genomen worden. Niet door de heren critici, en evenmin door de feministen, die in Jackson geen medestander zagen maar eerder een verraadster. Jacksons werk krijgt nu hernieuwde erkenning. Terecht, zoals de uitgewogen spanning en de sterke schrijfstijl in We hebben altijd in het kasteel gewoond aantonen. De roman is tezelfdertijd een spookverhaal, een sprookje en een familiesaga. De horror in dit verhaal zit hem in de angst van de dorpelingen voor de Blackwoods. En die is – niet geheel onterecht – heel bedreigend. Het boek portretteert twee uiterst onafhankelijke en complexe vrouwelijke personages en leest als een verhaal over de dunne grens tussen het normale en het excentrieke, het liefdevolle en het wrede.
We hebben altijd in het kasteel gewoond wordt aangeboden binnen Leesclubbing in de categorie ‘Kan het nog erger?’.
Synopsis
De komst van een neef zorgt voor de nodige onrust onder de bewoners van een huis waar zes jaar geleden vijf familieleden zijn vergiftigd.