Literaire horror
Niettegenstaande ik een heel breed leesveld heb is het horrorgenre niet echt aan mij besteed, niet in woord en niet in beeld. Fantasy daarentegen kan ik wel smaken, een genre dat somtijds wel eens flirt met horror. Als dan echter een dystopische zombieroman van Colson Whitehead verschijnt ben ik benieuwd. Van Whitehead is bekend dat hij graag verschillende genres opzoekt. Zou hij net zo ongemeen hard te werk gaan als in De jongens van Nickel?
Het is een klassiek gegeven in de horrorwereld om de ondergang van de wereld, de totale Apocalyps als uitgangspunt te nemen. Zo ook in Zone 1. De mensheid is al een tijd de totale strijd aan het verliezen tegen ‘de pest’ die onstuitbaar om zich heen slaat. Deze ziekte - ik vraag mij af Whitehead een toekomstvisie had toen hij deze roman schreef - besmet mensen waarbij er twee types overblijven. De ‘skellen’, op vleesbeluste zombies die alles en iedereen aanvallen, bijten en besmetten en de ‘overblijvers’ die catatonisch blijven steken in hun laatste of meest geliefde beweging en daar als het ware in uitdrogen. Op het ogenblik dat de roman start blijven er slechts 5% van de bevolking gevrijwaard van ‘de pest’. Een fractie van de totale bevolking die poogt om de normaliteit terug te krijgen. Ergens in Buffalo is er een nieuwe noodregering gevestigd die alle knappe koppen die nog over zijn bij elkaar brengt om te redden wat er nog te redden valt maar dat blijft slecht ‘vaag en ver weg’ voor alle Amerikanen die trachten te overleven. Ook voor Mark Spitz die werkt als een ‘veger’. Vegers of opruimers van zowel skellen als overblijvers, doden en opruimen, nadat de mariniers eerder met grof geweld zoveel mogelijk ondoden hebben weggemaaid. Ze blijven zich verschuilen in vervallen huizen, verlaten metrotunnels en die moeten ook opgekuist worden, werk voor de vegers nadien. Geen ongevaarlijk werk gezien de vreetlust van de skellen. Het is luguber en afstompend werk. Eén ondoordacht moment kan je het leven kosten.
Whitehead introduceert hier toch een bizar soort moraalwetenschap, “Moet je onschuldige overblijvers ook opruimen?”, mede de oorzaak van het PASS, postapocalyptische stressstoornis bij de overlevenden. Mark Spitz werkt samen met nog twee anderen in de zone 1 als de Omega-unit. Ze ruimen er het zuidelijk deel van Manhattan op. Uiteraard is Mark Spits een nickname met een verwijzing naar de gewezen zwemkampioen. Zijn echte naam komen we niet te weten maar hij is de overal ‘middelmaat’ en dat is ook zijn overlevingskracht. Want eens je slim genoeg bent om te beseffen wat er aan de hand is pleeg je zelfmoord en anders word je aangevallen en besmet. Whitehead verweeft, soms zelf genadeloos voor de lezer, het verleden doorheen het heden waardoor je stelselmatig een beeld krijgt van Mark Spitz zijn leven, zijn tocht van Connecticut tot Manhattan en de ‘doemdagen’, de momentums van de uitbraak die voor iedereen anders was. Het hele verhaal spreidt zich uit over slechts drie dagen. Drie dagen waarin je aanvoelt dat er een keerpunt aan het komen is. De opruimacties worden gruwelijke, de gevaren groter en de aanhoudende asregen (o.a. verbrandingsas van de kadavers) maakt alles nog huiveringwekkender dan het al is. De wall omheen hun veilige enclave belegerd door skellen houdt met moeite stand en daarbovenop breekt er een nieuwe dominante mutatie op. (waar hoorden we dat nog…)
Als je ooit in je leven één horrorroman wil lezen en tegelijkertijd wil genieten van een sterk stuk literaire geweld laat het dan deze zijn. En ook de blanke man die dit las werd even terloops over halfweg bij de nek gepakt voor het geïnstitutionaliseerd racisme waarmee wij soms door het leven gaan. Shame on me.
Jan Stevens, redacteur boekensite.gent