In de voetsporen van een ver verleden
Tijdens een vakantie in zijn buitenverblijf in Monieux, een zuidelijk Frans dorp met uitzicht op de Mont Ventoux, krijgt Stefan Hertmans van een dorpsgenoot een kopie van een oud krantenartikel. Zo stuit hij op de intrigerende geschiedenis van een Middeleeuwse proseliet: een christelijke vrouw die Jodin wordt om door het leven te kunnen gaan met de zoon van een opperrabbijn, op wie ze verliefd geworden is.
Als er in Caïro dan ook Hebreeuwse manuscripten worden gevonden, waaronder een brief met het gedetailleerde relaas van dezelfde vrouw (Hamoutal), reist Hertmans haar achterna: van Rouen in Noord-Frankrijk naar Narbonne, Marseille, Palermo, Caïro en uiteindelijk opnieuw Monieux.
Fictie en geschiedenis, heden en verleden wisselen elkaar af: het verhaal van Hamoutal, die duizend jaar geleden leefde én het relaas van de auteur die haar nu (op zoek naar het verleden ) achterna reist. Hij beschrijft Hamoutals verliefdheid, wanhoop, en uiteindelijke gekte. Hij wil in de 21ste eeuw in haar voetsporen treden, hij wil gebouwen of stenen aanraken die ook zij (wellicht) heeft aangeraakt, in een verlangen haar zélf aan te raken.
Hertmans beschrijft dit in een zeer poëtisch proza, met een onlesbare dorst naar sporen uit een ver verleden en een enorme verbeeldingskracht om waar die sporen ontbreken, toch de verhaallijn vloeiend te houden.
De vlucht en de lijdensweg van het hoofdpersonage doet sterk denken aan de vluchtelingen, het racisme, de veroordeling van mensen op basis van hun godsdienst of afkomst, kortom de menselijke onverdraagzaamheid van onze tijd en van alle tijden – zonder dat de auteur daar ook maar met één woord naar verwijst.
Dit boek blijft heel lang nazinderen.
Synopsis
Een christelijk meisje wordt verliefd op een joodse jongen en vlucht met hem, maar de godsdienststrijd die rond 1097 woedt, heeft dramatische gevolgen voor haar gezin.