Vietnam-war, ondoorgrondelijk, prachtig geschreven , bikkelhard
Vietnam zal zowat mij hele leven bijblijven, ik protesteerde in de jaren ’70 van de vorige eeuw tegen die zinloze oorlog zonder die toen echt te doorgronden, een van mijn kinderen woonde er veertien jaar en ik zag er tijdens een zestal lange verblijven ook twee van mij kleinkinderen opgroeien. Woonde er toen tijdelijk tussen de hedendaagse Vietnamezen en doorkruiste het hele land. Het werd zowat my second homeland. Mijn bewondering voor dit taaie volk is groot, heel groot. Buigzaam als een bamboestengel maar onbreekbaar, ook onberekenbaar. Een roman over Vietnam laat ik niet aan mij voorbijgaan.
Het is april 1975 en Saigon verkeert in chaos. In zijn villa drinkt een generaal van het Zuid-Vietnamese leger whisky en stelt, met de hulp van zijn vertrouwde kapitein, een lijst op van degenen die toegang krijgen tot de laatste vluchten die het land verlaten. De generaal en zijn landgenoten beginnen een nieuw leven in Los Angeles, zich er niet van bewust dat een van hen, de kapitein, de groep in het geheim observeert en daarover rapporteert aan een hogere functionaris aan de Vietcong. Het is het verhaal van deze man dat kan gelezen worden als een spionageroman, een oorlogsroman, een immigrantenroman, een politieke roman, zelfs als een roman over films met verwijzingen naar Apocalypse Now (Coppola) en Platoon (Stone). De ik-verteller beschrijft zichzelf in een heropvoedingskamp dat in het begin van het boek niet nader omschreven wordt maar pas later gaandeweg duidelijk wordt als: ‘Ik ben een spion, een slaper, een spook, een man met twee gezichten. Het is misschien niet verrassend dat ik ook een man met twee geesten ben. Ik ben niet een verkeerd begrepen mutant uit een stripboek of een horrorfilm, hoewel sommigen mij als zodanig hebben behandeld. Ik kan eenvoudig elk probleem van beide kanten bekijken. ’Het titelpersonage van Nguyens die zichzelf zo beschrijft wijt dit aan de verdeeldheid die hij vanaf zijn geboorte heeft gehad: als onwettige zoon van een Franse katholieke priester en een Vietnamese tienerdorpeling groeit hij op in strijd met de wereld, rond hem.
Hij groeit op met een gevoel van deze dubbele identiteit als bron van zowel pijn als macht, en gaat in de jaren zestig naar de Verenigde Staten voor een universitaire opleiding en kennismaking met alles wat barbaars en slim is in het Amerikaanse leven. Hij keert terug naar Vietnam om dat allemaal van op afstand te bekijken en merkt dat hij van nature geschikt is voor spionage, die uitvoert terwijl hij in het Zuid-Vietnamese leger werkt en als vertrouwde assistent dient van een generaal met sterke CIA-verbindingen. De val van Saigon in 1975 door communistische krachten en de wanhopige ontsnapping van Zuid-Vietnamese burgers – elites, Amerikaanse collaborateurs, gewone mensen – vormen de eerste grote reeks van de roman. Terwijl burgers en de overgebleven gelederen van het verslagen leger met elkaar vechten om een plekje op vertrekkende vliegtuigen, beschrijft de verteller, alleen bekend als de kapitein, “de roep van de Katyusha-raketten, sissend in de verte als bibliothecarissen die stilte eisen”. De raketten zijn niet lang meer ver weg. Te midden van verkoolde lichamen en ontplofte C-130's komen de kapitein en de generaal en de familie van de generaal nauwelijks naar buiten, samen met Bon, een oude vriend van de kapitein, een getrainde huurmoordenaar wiens vrouw en jonge kind op het asfalt worden doodgeschoten. Filmisch gruwelijk en in een hels tempo weergegeven en ademloos verteld.
Daarna verschuift Nguyen de roman naar een gematigder tempo terwijl de vluchtelingen zich in Californië hervestigen. Hier maken we kennis van het immigrantenleven in de jaren zeventig en tachtig, met de gebruikelijke anomie, nostalgie en generatieconflicten, te midden van de sferen van slijterijen en etnische restaurants. De kapitein vindt werk op een plaatselijke universiteit onder toezicht van een oriëntalistische academicus, terwijl hij in nauw contact blijft met de generaal en zijn plannen voor het opzetten van een contrarevolutie. De inspanningen van de generaal worden gevoed door zijn paranoia over het bestaan van spionnen en informanten in de gelederen van hun Zuid-Vietnamese gemeenschap in ballingschap. Op zijn beurt moet de kapitein, samen met de door wanhoop geteisterde Bon, dodelijke bevelen uitvoeren tegen onschuldige mannen, al was het maar om de generaal te sussen en zijn eigen dekking te beschermen. Ondertussen raakt de generaal betrokken bij gladde Amerikaanse politici die graag anticommunistische inspanningen in het buitenland financieren, en bij megalomane Hollywood-filmmakers die graag willen profiteren van de box office-kans van een exotische nieuwe setting voor een variatie op de klassieke Amerikaanse oorlogsfilm. De kapitein wordt als ervaringsdeskundige aangesteld voor de opnames van een nieuwe Vietnam-oorlogsfilm, setting Thailand. Daar geraakt hij meer en meer gedesillusioneerd en besluit te infiltreren in Vietnamees grondgebied, dit loopt fout af.
In het derde en hardste gedeelte van het boek komt hij bij in een heropvoedingskamp voor collaborateurs, de waanzin nabij. Puzzelstukken vallen op zijn plaats en tijdens die gruwelijke heropvoeding komt hij tot de afgrijselijke ontdekking dat ‘niets’ verandert maar vriendschap en loyaliteit onder individuen blijft. Ho Chi Minh, Nha Trang, Hué, maar ook The Doors, Creedence Cleerwater Revival en Janis Joplin ze passeerden allemaal de revue doorheen mijn gedachten. Een tijdperk van weleer. Wat een boek!
Synopsis
Als in Vietnam de oorlog in alle hevigheid woedt en de Vietcong oprukt naar Saigon krijgt een revolutionaire Vietnamese officier van de communisten de opdracht de Zuid-Vietnamezen te bespioneren.