Een wandelroman!
‘Kijk
hoe vrij ik hier kan wandelen. Doorheen de tijd, tussen de mensen.
Alles kan toch gebeuren in de Onvoltooid Oostendse Tijd?’,
schrijft Koen Peeters in zijn nieuwe roman Kamer
in Oostende.
Op
straat, daar ligt de literatuur voor het grijpen. En zeker in de
Oostende, waar ‘wij een encyclopedie met mensen konden vullen’.
Wij, dat zijn een ik-verteller (het alter ego van Peeters) en zijn vriend, de kunstenaar (Koen) Broucke. die hij al dan niet toevallig ontmoet op een parkeerterrein in Oostende. Er ontstaat een vriendschap en ze spreken regelmatig af in Oostende, waar ze samen op onderzoek gaan: ‘Wij zijn onderzoekers, beweren we, om vervolgens onszelf uit te lachen.’ Hun onderzoeksmethode noemen ze het perspectivisme, meestal ironisch, nooit té serieus.
Samen
gaan ze op zoek naar het oude Oostende van de schilders James Ensor
en Léon Spilliaert, van Blavatsky, Roth, Snoek en Claus. Deze
kunstenaars veroverden de wereld, maar verlieten Oostende nooit écht.
Onderweg
ontmoeten Peeters en Broucke heel wat interessante mensen, elk met
hun eigen verhaal of onderzoek. Dat
doen ze drie jaar lang en 34 keer. Ze gaan op hotel en ontmoeten
elkaar in koffiebars en tweedehandszaken. Ze bezoeken musea, zoeken
sporen van grote schrijvers en schilders, en praten met veel
inwoners van
Oostende.
Dat levert een mooie roman op die op de rand van de
fictie
balanceert, heel
poëtisch uitgelijnd.
De knappe schilderijen in het boek (hoofdzakelijk zeezichten)
zijn
van de
hand van
Koen Broecke en ze
vertellen
hetzelfde verhaal.
Peeters
leert ons door de
ogen
van heel wat kunstenaars, het echte Oostende kennen: de
belle-époque huizen in de Hippodroomwijk, de Congolese volgelingen
van Kimbangu, de vissers in de laatste authentieke cafeetjes van de
Vuurtorenwijk.
De
twee
vrienden
ontmoeten bejaarde stadsbewoners en mensen die gelijken op Charlotte
Mutsaers en haar man Jan Fontijn, de schrijver en regisseur Eric de
Kuyper, ze
onderzoeken
stokoude huizen vlak voor ze worden gesloopt, want de afbraak- en
verbouwwoede van projectontwikkelaars richt veel
schade aan in
de koningin der badsteden.
Er
is het relaas van Eysselinck, de tragische architect. Of de
herinneringen van de zonen van Duribreux die Peeters en Broucke een
rondleiding geven in het voormalige Park Hotel van hun vader. Dit
hotel telt 34 kamers en Peeters' roman evenveel hoofdstukken. Het is
zijn knipoog naar Duribreux.
Kamer
in Oostende staat vol met interessante verwijzingen.
Peeters
schrijft: ‘Wij
bladerden door de stad, alsof zij zichzelf in stapeltjes had
klaargelegd voor ons.’
Elke
keer
als ze menen dat er van het verleden
niets meer over is, blijken er toch manieren te bestaan om een
verband
te
leggen.
De een schildert, de ander schrijft, en het Oostendse licht helpt hen
daarbij.
Zelfs
de wijze Noordzee mag
een
woordje
meespreken.
Dit
is een boek waarvan niet enkel de Oostendenaars zullen smullen, al
wie Oostende een beetje kent of er ooit is geweest, kan in dit
boek in gedachten mee wandelen door de straten en langs het strand. Een echt
wandelboek dus!
Citaat:
‘Het
klopt allemaal. Dit is de Onvoltooid Oostendse Tijd. Mensen lijken op
mensen, elk huis in de stad kent zijn historie en zijn verval, maar
soms wordt alles in één gelukkig makend beeld samengezogen. We
weten het in onze helderste momenten: het universum waarin wij dwalen
is leeg en kaal, maar gelukkig is er ook kunst, vriendschap, liefde
voor de zo noodzakelijke bespiegelingen. Hoe kunnen we dat
terugvinden en bewaren?
Gewoon door deze stad aan zee vierendertig keer te bezoeken.’
Synopsis
Kamer in Oostende verhaalt over de vriendschap tussen een kunstenaar en een schrijver die zich afspeelt in Oostende. Ze spreken er af in hotels, flaneren, dwalen tussen de Oostendenaars, vertoeven in het gezelschap van vissers, Congolezen, tragische architecten, Snoek en Claus, Spilliaert en Ensor. In hun ontmoetingen ontdekken de schrijver en de kunstenaar hoe ze door de ogen van iemand anders zeldzame, kostbare momenten diep terug in de tijd kunnen beleven.