Proza en droefheid, maar zo mooi
Een verhaal dat overstroomt van liefde, liefde van een kind voor zijn habitat waarin hij zijn plek heeft, de liefde van een jongen voor zijn zwijgzame vader die zielsveel van hem houdt en dit alleen kan tonen met de slepende melodieën van zijn bandoneon. Tomas Lieske was mij onbekend, je leest zoveel, ziet zoveel boeken passeren en dan vraag je je soms af hoe kan dat nu dat ik dit mistte. Gelukkig zijn er uitgeverijen die daar iets aan doen, Niets dat hier hemelt plofte in mijn bus en ik was onmiddellijk aangetrokken door die desolate cover maar nog meer door de titel. Iemand die zo’n titel op zijn boek staan heeft moeten iets te vertellen hebben.
Bij het begin van het boek geeft de verteller Benjamin, een jongen uit een godvergeten armtierig veendorp zijn beschouwing van het veen. Proza bij uitstek waarbij de liefde maar ook het ontzag voor deze natuurlijke habitat toonaangevend is voor de rest van het verhaal. Het veen dat met zijn metersdikke veenlaag als een spons al het regenwater opzuigt en weer afstaat als het veen er zelf genoeg van heeft (dixit de auteur) is mee een van de hoofdpersonages van dit verhaal. Het verhaal speelt zich af in de jaren dertig van de vorige eeuw in een beperkte samenleving van een paar huizen en wat markante figuren die volledig op zichzelf (over)leven, afgesloten van de buitenwereld. Deze schijnbare rust wordt ernstig verstoord als de familie Boonervliet uit het niets plots het halfvergane jachtslot buiten het dorp in ijltempo restaureert en bewoont met het voltallig gezin van vader Boonervliet, moeder en hun elf kinderen. Het is de vrijgevochten, en ongeleid projectiel, Rosa die met dat nieuws afkwam maar het is Benjamin die in aanraking komt met vijf van die broers die minachtende stroop- en ontdekkingstochten maken doorheen de omgeving. Tijdens een van die tochten ontdekken ze een halfvergane ruiter op paard in het veen. Ze graven hem gezamenlijk uit, stutten hem en beginnen een soort van verafgoding op basis van de hitlerjugend uit Duitsland hun thuisland. Waarom de familie hier kwam blijft vaag alhoewel gaandeweg doorheen het desolate dorp blauwe geblindeerde vrachtwagens af en aan rijden om diep in het Veen ‘iets’ op te zetten.
't Blijft allemaal vaag maar dat is ook de kracht van dit verhaal. Het gaat immers niet over het waarom maar over de gevolgen als je geboortegrond en je ogenschijnlijk rustig leven verwoest wordt zonder kennisname, empathie en informatie. Spijts alles staat in de synopsis vermeld dat Benjamin zal gedwongen worden door de vijf broers om in die halfvergane ruiter te kruipen en komt vast te zitten. Echt jammer want als je dit weet en dit komt pas allemaal op ’t eind dan heb je de neiging om naar deze onbegrijpelijke dwingelandij toe te lezen en dat mag je echt niet doen. Ik kan niet begrijpen dat een uitgever dit op de achterflap heeft geplaatst. Het verhaal is zoveel meer dat ik alleen maar de goede raad kan geven om dit voorval even uit je hoofd te zetten en met Benjamin mee in de verwondering te stappen van een jong kind dat greep tracht te krijgen op zijn leven waar het ene drama het andere opvolgt.
Deze roman stroomt over liefde (en dat staat dan ook, overigens volkomen terecht, op de achterkant van het boek). Liefde van een kind voor zijn habitat waarin hij zijn plek heeft, de liefde van een jongen voor zijn zwijgzame vader die zielsveel van hem houdt en dit alleen kan tonen met de slepende melodieën van zijn bandoneon. Een instrument waar ik trouwens zielsveel van hou en dat in dit verhaal zo hartstochtelijk mooi tot leven komt. Maar mooi is dit verhaal niet want naast die liefde is er ook die zelf- en hebzucht en tirannie van vader Boonervliet die meedogenloos als een narcist zijn leven leidt waarbij iedereen alleen maar ten dienste van hem kan staan. Dit schrijnende contrast loopt als een rode draad doorheen het verhaal en barst op ’t eind van het boek open als een etterende zweer die mij plaatsvervangende schaamte en droefenis bezorgde voor een kind dat zijn onbezonnen ziel moet bekopen voor de onverschillige zelfzucht van zij die denken verheven te zijn. Niets dat hemelt heeft mij gepakt in zijn proza en droefheid, maar zo mooi!