Gentse en Oostvlaamse legende opgetekend!
Het eigenlijke beeldverhaal Stoker wordt ingeleid met een voorwoord en afbeelding van een krantenartikel uit ’t Getrouwe Maldeghem (Eeclo, 11 maart 1907) over de arrestatie van ene Bruno De Clercq, nadat die bij eerdere pogingen telkens aan de wetsdienaars en gendarmes had weten te ontkomen.
De legende rond de ongrijpbare illegale jeneverstoker Bruno De Clercq, afkomstig uit het Oostvlaamse Meetjesland, zijn familie en de praktijk van zijn sluikstokerijen worden in het stripverhaal uit de doeken gedaan in verschillende episodes: Gent, 1910; Eeklo, 1912; Hasselt, 1921-1922. Het verhaal ontwikkelt zich niet chronologisch, maar opent op filmische wijze met een reusachtige ontploffing van een illegale stokerij.
Het beeldverhaal
Michaël Olbrechts introduceert zijn hoofdfiguren in deze strip op een bruiloftsfeest te lande: de eigenzinnige en éénarmige Maurice De Clercq, W.O.I-veteraan en zoon van Bruno, diens kersverse vrouw Mira (dochter van Frida, “de mooiste glimlach van groot-Gent”), zijn schoonouders en enkele (kritische!) vrienden. Als het feest (én jenevergebruik) ten top gedreven wordt met de langverwachte komst van durfal Bruno zelf, wordt de stemming grimmiger en de plot spannender. De beruchte sluikstoker is dan al veroordeeld tot ettelijke jaren gevangenisstraf maar sinds tien jaar ondergedoken, een legende in de streek, tegelijk charmeur en “altijd het haantje op de mesthoop”; hij wordt voortdurend op de hielen gezeten door de gendarmes.
De lezer komt te weten dat van De Clercq al een boel illegale stokerijen in Gent werden opgedoekt: op de Boulevard Heirnis, in de Godshuizenlaan 2, de Meerschstraat en de Zandstraat. In het beeldverhaal, episode “Gent, 1910” (p.22-29), speelt zich een ultieme arrestatiepoging af met ondercommissaris Morael (what’s in a name!) en accijnzencontroleur Nicolai (p.22-29), die binnendringen in een krotwoning met “verdacht hoog gasverbruik”. In de vechtpartij die zich vervolgens achteraan in de sluikstokerij afspeelt, wordt handlanger Gustje gevat, “de Hercules van de Hospitaalstraat” en “op slag een legende in Gent” (p.30). Maar Bruno De Clercq weet nog een laatste keer ternauwernood te ontsnappen via de Leie – “ze hebben me nooit meer in Gent gezien.”
De Clercq bleek wel zo sluw zijn stokerijen onder andermans naam te voeren, bijvoorbeeld op de Heirnis die van zijn huisbewaarster, weduwe De Tollenaere. En ook vermomming was Bruno De Clercq niet vreemd; als hij zich in het openbare leven diende te mengen, ging hij geregeld schuil onder een pet, pince-nez en valse baard. En ook na opsluiting in Sas van Gent wist hij toch nog te ontsnappen aan de wetsdienaars.
Andere actiescènes van het beeldverhaal spelen zich af in het Meetjesland, in een landelijke huisstokerij; de uiteindelijke verzoening tussen vader Bruno en zoon Maurice gebeurt op het eind in de stad Hasselt.
Michaël Olbrechts hanteert in Stoker een realistische, kleurige tekenstijl (in vaak donkerder tinten), mengt feiten met aanneembare fictie en monteert doordacht en niet-chronologisch de beperkte, bekende feiten in fictieve fragmenten rond zijn hoofdpersonages. Hij bedient zich van moderne filmtechnieken (flashbacks, contrastlocaties, close-ups), werkt nevenpersonages beknopt uit met suggestieve toenamen of gevatte uitspraken, hanteert humor en ironie in de dialogen, wat het leesplezier gevoelig verhoogt.
Een stuk Vlaams 'vloeibaar erfgoed'
Op de slotbladzijden krijgen we nog een minibiografie te lezen over deze legendarische figuur, met bronvermeldingen en een uitgebreid ‘dossier’ over het stoken van jenever, “erfgoed van vloeibaar vakmanschap”, zoals Michaël Olbrechts het noemt. Het gaat daarbij niet enkel om de techniek en evolutie van de distilleerkunst, maar ook om het heffen van accijnzen (vanaf 1497), het ontduiken van overheidscontrole, het door de Arabieren bij ons geïntroduceerde alcohol-stookproces, over brandewijn als genees- en genotsmiddel in de Middeleeuwen, de industrialisering in de 19de eeuw en de in Oost-Vlaanderen wijdverspreide ‘huisvlijt’ van sluikstokerijen, tot de wet Vandervelde (1919) die het overmatig jenevergebruik aan banden moest leggen en de Europese beschermingsstatus op streekproducten (2008).
De schutbladen voor- en achterin tonen een tekening van de Gentse Korenlei, met de Sint-Michielskerk, twee industriële schouwen, vrachtboten op de Leie en een stapel vaten op de kade. Hetzelfde beeld keert ingekleurd terug op de dubbelpagina 21-22.
Michaël Olbrechts (Genk, 15.11.1987), studeerde geschiedenis aan de KULeuven en illustratie/beeldverhaal aan St.-Lukas Brussel. Publiceerde in 2023 Galápagos en illustreerde al een tiental andere informatief-historische boeken, waaronder Markies van de Gentse schrijfster Katrien van Hecke.