Een oorlogsvertelling van Ernest Claes
Het zien van de film Una giornata particolare (1977) van de Italiaanse cineast Ettore Scola heeft mij opnieuw zeer aangegrepen. Dezelfde avond besluit ik de lectuur van Cel 269 van Ernest Claes (1967) met een soort van opluchting. De hele tijd heb ik mij afgevraagd wat de Kempense volksschrijver precies ten laste is gelegd inzake collaboratie met het bezettende naziregime. Claes schrijft over de drie maanden dat hij in de gevangenis van Sint-Gillis zit opgesloten vooral over de uitwassen van de repressie. Hijzelf en anderen worden zonder reden neergeslagen. Het duurt een lange tijd voor zij weten waarvan zij worden beschuldigd. Jonge auditeurs en bewakers, weerstanders van het laatste uur, hebben vrij spel. Bij aanhoudingen worden vergissingen begaan, enzovoort. En dan komt het verlossende slot, een passage uit zijn dagboek van 30.12.1944: ‘Niet het gerecht heeft u naar hier gebracht…’
Bij het lezen van deze laatste zin ‘Niet het gerecht heeft u naar hier gebracht…’ slaak ik een zucht van verlichting. Ernest Claes toont zichzelf terecht als een slachtoffer van overijverige wraakengelen.
Dat de Kempense volksschrijver nochtans sympathie toont voor figuren als Cyriel Verschaeve laat hijzelf weten. En daarom vraag ik mij af, hoe kan een gevoelige schrijver en frontsoldaat van 1914 sympathie opbrengen voor personen die duidelijk zijn gelinkt aan het collaborerende deel van de Vlaamse beweging?
Het antwoord is te vinden in het conservatieve, christelijke en nationalistische wereldbeeld van de schrijver. In zijn visie zijn priesters verheven boven politici. En zijn figuren als Cyriel Verschaeve en Dom Van Assche, die in tegenstelling met politici aan introspectie kunnen doen, als het ware heiligen.
Die Benediktinerabtei Maria Laach und der Nationalsozialismus: sympathie met het nazisme
De eerste die de onfrisse houding van de benedictijner monniken van de abdij Maria Laach tegenover het nazisme aanklaagt, is de Duitse schrijver en Nobelprijswinnaar Heinrich Böll. In Billard um halb zehn (1959) beschrijft hij hoe een stoet van monniken - waarvan een aantal gezeten te paard - een groot vreugdevuur ontsteken ter gelegenheid van de door Hitler en Goebbels in Potsdam georganiseerde ‘Tag der nationalen Erhebung’ (21 maart 1933). Dat relaas wordt de Duitse schrijver uiteraard niet in dank afgenomen.
Wanneer in 1997 P. Emmanuel von Severus, archivaris van de abdij sinds 1937, het ambt overdraagt, worden de archieven van de Benedictijnerabdij toegankelijk. In 2004 verschijnt daarop het boek Die Benediktinerabtei Maria Laach und der Nationalsozialismus van de hand van Marcel Albert. Hieruit blijkt hoe de leidende monniken van de abdij sympathiseren met het oude keizerlijke regime en streven naar een samenwerking met de NSDAP. Maar dan wordt langzaam maar zeker door de nazi’s het net aangehaald. Na de machtsovername door A. Hitler in 1933 vindt de Keulse Oberbürgermeister Konrad Adenauer, een jeugdvriend van abt Ildefons Herwegen, gedurende een jaar een toevlucht in het klooster. Pas begin 1934, na pesterijen tegen de abdij en de abt zelf en een politieke sfeer die Adenauer als ‘Götterdämmerung’ omschrijft, distantieert het convent zich van het naziregime.
Hetzelfde rechts katholieke en nationalistische wereldbeeld als dat van Ernest Claes ontwaren we bij de monniken van de benedictijner abdij Maria Laach, behoudens enkele uitzonderingen. Met het hele linkse gedachtegoed hebben zij geen uitstaans. Het behoort niet tot hun wereld en wordt als een gevaar gezien. Wat aan die zijde van het politieke spectrum aan vervolging gebeurt, daar hebben zij - al dan niet gewild - geen weet van. Tot het nazisme voor henzelf een bedreiging wordt. Of in het geval van Ernest Claes, de uitwassen van de repressie.