Voor altijd zoeken naar eeuwigheid
Cox of het verglijden van de tijd begint nogal luguber. Alister Cox, de grootste klokkenmaker van zijn tijd (eind achttiende eeuw), vaart na een maandenlange reis binnen in een havenstad in China. Net op dat moment is iedereen samengekomen op het executieplein. 27 mannen die beschuldigd waren van fraude, en die dus de keizer wilden bedriegen, ondergaan hun straf: hun neus wordt afgesneden.
De toon is gezet: Cox en zijn drie gezellen – werknemers, maar eigenlijk ook vertrouwelingen en zelfs vrienden – worden met alle égards ontvangen door de entourage van zijne doorluchtige hoogheid, de keizer van China, maar meteen is duidelijk dat wie tegen de wil (of gril) van de keizer ingaat meedogenloos gestraft wordt. Cox & co kennen de taal en de cultuur niet, maar hun tolk laat er geen twijfel over bestaan: “De Allerhoogste zou dag en nacht zijn beschermende hand boven zijn gasten houden”, maar die beschermende hand kan hen ook verpletteren. De onfeilbare keizer laat zich zelden zien, maar hij is altijd en overal dreigend aanwezig.
Cox krijgt de opdracht om ingenieuze klokken te maken die de tijd aangeven zoals die op verschillende manieren ervaren wordt: door kinderen, bij voorbeeld, maar ook door ter dood veroordeelden. Voor Cox wordt de opdracht erg persoonlijk: hij probeert in zijn werk, in het spel met de tijd, de dood van zijn dochtertje te verwerken. Tegelijkertijd moet hij ook praten met twee hofartsen die in de cel hun (bijzonder gruwelijke) terechtstelling afwachten, en hem confronteren met het gevaar waarin hij zich bevindt – dat gevaar wordt heel tastbaar als hij gefascineerd wordt door de favoriete concubine van de keizer: één verkeerde blik kan met een wrede marteldood bestraft worden.
De ultieme opdracht is eigenlijk om een eeuwige klok te maken. Het lijkt wat abstract, maar Cox ontwerpt fijn beschreven automaten, die het verglijden van de tijd belichamen. Om u een idee te geven: in dit filmpje wordt de Peacock Clock getoond, een automaton van James Cox (op wie Alister Cox gebaseerd is): https://youtu.be/ilPlVRoUl_8
Ik kende het werk van Christoph Ransmayr niet, maar een vriend had me De laatste wereld van hem aangeraden. Cox stond ook in het rek, en ik besloot die eerst te lezen. Ik heb het me absoluut niet beklaagd. Ransmayr slaagt erin de dreigende, beklemmende sfeer over te brengen op zijn lezer. Hij doet dat in breed uitwaaierende zinnen, zoals deze:
“Ook al konden ze af en toe de weidse en vaak uitgestorven open ruimtes van de paleiszone achter zich laten om zich de binnenstad van Beijing in te wagen, met al die smalle straatjes, die bonte mengeling van huizen, die pleinen vol stemmen en gezichten, zelfs dan was het of ze zich met hun escorte van lijfwachten in een afgesloten ruimte bevonden, een soort luchtbel die zich even had losgemaakt uit de gordel van keizerlijke onaantastbaarheid en waarbinnen ze zich wel van hier naar daar konden begeven, maar die in werkelijkheid voor woorden, voor blikken, voor gebaren volledig ondoordringbaar bleef.”
Cox of het verglijden van de tijd is niet echt een ‘dik boek’ – 237 bladzijden – maar de stijl van Ransmayr eist van de lezer wel een inspanning. Dit boek kan niet anders dan traag en aandachtig gelezen worden, waardoor Ransmayr je verplicht om de tijd te nemen. De prachtige stijl zorgt ervoor dat die tijd ruimschoots beloond wordt. Het is jammer dat er op het eind wat losse eindjes overblijven, maar dat vergeef je de auteur omdat het verhaal van het verglijden van de tijd wel een passend slot krijgt.
Synopsis
De keizer van China geeft in de 18e eeuw een Engelse klokkenmaker opdracht uurwerken te bouwen waarop hij het hele leven en de eeuwigheid aflezen kan.