Een retourticket naar de hel
Boeken die je vanaf de eerste zinnen op het puntje van je stoel doen schuiven en dit in een hypnotiserende stijl tot het einde volhouden zijn zeldzaam. Duivels en heiligen van Jean-Baptiste Andrea is zo een boek.
Joseph (Joe) krijgt een ongeneeslijke ziekte die in geen enkele medische encyclopedie beschreven wordt en daarvoor verbannen wordt naar het einde van de wereld, ‘De Grens’, een onherbergzame plek in de Pyreneeën. Klinkt als sciencefiction maar dat is het helemaal niet.
Misschien lees je best niet de achterflap van het boek vooraleer je begint te lezen want dan weet je misschien al te veel. Het begint met een al wat ouder wordende man die luchthavens en treinstations afreist om daar op openbare piano’s de sonates van Beethoven op magistrale wijze te spelen. Enkel Beethoven, niets anders. Geen ambitie om zijn virtuositeit te verzilveren. Zijn enige hoop is de vrouw te bereiken die hij ooit gekend heeft. En dan keren we ruim 50 jaar terug in de tijd en begint het verhaal.
In zijn duister verbanningsoord vindt Joe, want zo wil hij liever genoemd worden, enkel troost en hoop in een selecte vriendenkring waar hij, samen met zijn geestelijk beperkte vriend Momo toegelaten wordt. Samen beleggen ze wekelijkse sessies op een geheime plek waar ze dromen van een ontsnapping naar een betere wereld, weg van de sadistische Kikker en de despotische eerwaarde Sénac. In zijn dromen zoekt hij – letterlijk – buitenaardse steun bij Michael Collins, de derde astronaut van Apollo 11 die de donkere kant van de maan gezien en overleefd heeft. Hij zoekt naar het ritme dat zijn pianoleraar Rothenberg hem wou bijbrengen via de muziek van Beethoven. Dit moet hem redden. En dan ontmoet hij Rose, een meisje waaraan hij pianoles geeft.
Duivels en heiligen is een boek dat je in één ruk uitleest en misschien zelfs, zoals ik deed, daarna opnieuw begint te lezen omdat je er geen afscheid kunt van nemen.