Een Gentse horrorklassieker
Als kind las ik Het Kapoentje, de woendagse bijlage bij de krant Het Volk. In het vijfde en zesde leerjaar keek ik elke week uit naar het nieuwe Vlaams Filmpje uitgegeven door uitgeverij Averbode. Zo leerde ik Jean Ray / John Flanders (twee van de door de Gentse schrijver Raymond Jean De Kremer meest gebruikte pseudoniemen) kennen als jeugdauteur. Ik herinner me zijn verhalen als mysterieus met vaak ook bovennatuurlijke elementen. Als volwassene deed ik zelf een aantal pogingen om de John Flandersprijs te winnen door zo'n jeugdverhaal te schrijven, maar helaas zonder succes.
Door de jaren heen las ik ook een aantal kortverhalen die Jean Ray voor volwassenen schreef, maar Malpertuis bleef een gat in mijn cultuur. Ik wist dat het algemeen beschouwd werd als zijn meesterwerk en dat Harry Kümel het in 1971 verfilmde. De film zag ik (nog) niet, maar ik herinner me anekdotes uit de filmliteratuur over hoofdrolspeler en internationale ster (op retour) Orson Welles die vaak dronken op de set kwam en zichzelf wilde regisseren. Ik wist ook dat Malpertuis de naam was van het (fictieve) Gentse spookhuis waar het hele verhaal rond draait, maar voor de rest was het boek me onbekend.
Tot ik een nieuwe vertaling van het boek in handen kreeg, recent uitgegeven door de Gentse uitgeverij Poespa Producties en vertaald door André Verbrugghen en Johnny Bekaert.
Ik was me er niet van bewust dat Jean Ray Malpertuis in het Frans schreef. Het werd in 1943 uitgegeven door Les Auteurs Associés, een vereniging van schrijvers die tijdens de papierschaarste in de Tweede Wereldoorlog de hand konden leggen op een papiervoorraad. Ze gebruikten die waardevolle vondst om de leeshonger in Frankrijk te stillen. Pas in 1955 werd het ook in België uitgegeven (ook in het Frans).
Op zoek naar eerdere vertalingen ontdekte ik dat de roman in veel verschillende talen vertaald is, maar de enige andere Nederlandse vertaling die ik vond, was die van Hubert Lampo uit de jaren '70. Op een cover van een van die uitgaves staat dat het om de 'film editie' gaat van het verhaal, wat me doet vermoeden dat die vertaling eerder een hertaling is dan een vertaling.
Wat me aansprak aan de recente uitgave, is dat ze belooft trouw te zijn aan de originele versie. Van zodra je begint te lezen, merk je dat die belofte niet ijdel is. Het boek is meer dan 100 voetnoten rijk. Overal waar taalkundige keuzes gemaakt werden, wordt dat plichtsbewust verantwoord. Zo wordt op een bepaald moment bijvoorbeeld gewezen op een foutje in het oorspronkelijke verhaal dat ook in de vertaling werd overgenomen, met toevoeging van een korte verklaring.
Daarnaast verschaffen de noten ook veel interessante informatie. Jean Ray was een alleslezer die vaak redelijk obscure lectuur verslond, maar hij was soms slordig wat zijn bronvermelding betreft. In Malpertuis citeert hij duchtig uit andermans werk, waarbij sommige namen vandaag nog heel bekend zijn (zoals Edgar Allan Poe, Henrik Ibsen, Voltaire); andere vergen een toelichting die soms aanleiding geeft tot een uit de kluiten gewassen voetnoot (het begint al in hoofdstuk I met de mij totaal onbekende Stefano Zannowich). In een aantal gevallen is de auteur van een citaat volledig onbekend (Worth, Wickstead). Gaat het om door Jean Ray verkeerd toegedichte citaten, of heeft hij die namen verzonnen? Het is fijn om op die manier in de wereld van Jean Ray ondergedompeld te worden.
Dankzij de voetnoten leerde ik ook mythische dieren kennen zoals wyverns en tarasquen, kledingstukken zoals een leviet-jas en een havelock, en veel andere woorden die in onbruik geraakt zijn. Dit alles draagt bij tot de authenticiteit van het verhaal dat zich bijna een eeuw geleden afspeelt. Vergis je echter niet: ondanks deze archaïsche woorden voelt het verhaal niet gedateerd aan. Het valt op hoe modern het geschreven is.
Jean Ray vatte zijn griezelroman op als een verzameling van found footage (lang voor die term uitgevonden werd): een dief steelt een koker met documenten en puzzelt het hele verhaal samen. Het gros van de puzzelstukken is geschreven in de eerste persoon, maar door diverse figuren:
- de dief die zich ervoor hoedt zijn naam te noemen,
- een personage dat Doucedame-de-Oude wordt genoemd, om verwarring met een jongere afstammeling en naamgenoot te voorkomen,
- het hoofdpersonage Jean-Jacques Grandsire,
- en (op het einde) Dom Misserom die de ontknoping van het verhaal meemaakt.
Dat klinkt ingewikkeld, ook al omdat Doucedame soms in de derde persoon over zichzelf schrijft, maar het verhaal blijft overzichtelijk dankzij de structuur die Jean Ray gebruikte.
Ook de typografie helpt: alles wat door de dief wordt gezegd, staat vetjes gedrukt. De andere personages krijgen aparte hoofdstukken die ingeleid worden door de dief. Grappig is ook hoe die verteller uitlegt welke saaie stukken hij ons als lezer bespaard heeft, maar ook speculeert over wat er op ontbrekende pagina's stond.
Over het verhaal wil ik niet veel verklappen. Het begint met een mysterieus voorval in de Middellandse Zee, maar dan maken we een sprong vooruit in de tijd waar we de laatste dagen van 'oom Cassave' meemaken, de oom van de ik-persoon die het meest aan het woord is in het eerste deel, Jean-Jacques Grandsire. Hij laat zich op zijn sterfbed in het huis Malpertuis omringen door een bonte verzameling erfgenamen die samen in het vermaledijde huis moeten blijven wonen als ze aanspraak willen maken op hun erfenis.
Het boek is opgedeeld in twee delen, waarbij je je als lezer steeds meer vragen begint te stellen bij een aantal personages naarmate het eerste deel vordert. Samen met Jean-Jacques probeer je erachter te komen wie zijn huisgenoten werkelijk zijn en wat ze in hun schild voeren. In het tweede deel wordt uitgelegd hoe de vork in de steel zit. Ik was blij dat ik in een paar gevallen goed gegokt had, maar ik was ook voldoende verrast over de mysteries die ik niet kon onrafelen.
Lees zeker ook de extra bijdragen na het [Einde] van Malpertuis, want ze bieden een mooie meerwaarde bovenop het verhaal. In het stukje dat door André Verbrugghen toegevoegd werd, zit een fragment van een brief waarin Jean Ray uitlegt welke echt bestaande mensen uit zijn omgeving de inspiratie vormden voor de verschillende bewoners van het huis Malpertuis.
Het boek Malpertuis hoort thuis in elke verzameling Vlaamse Klassiekers, maar wordt vaak over het hoofd gezien. Laat ons hopen dat daar met deze uitgave verandering in komt.