Lena Kurzen (die/diens) gebruikt een interne monoloog om te zeggen wat ze niet gezegd kreeg
Wanneer ik schuilhuisje ’googel‘ krijg ik allerlei modellen van schuilhuisjes voor konijntjes en andere knaagdieren te zien. Eén enkele keer kom ik terecht bij een veelkleurig plastiek schuilhuisje op een speelterrein. Eentje waarin ik alleen maar gehurkt zou kunnen schuilen. Voor een onverwachte regenbui. Maar dit is niet het schuilhuisje waarrond Lena Kurzen diens verhaal bouwt. Hier komt geen regenbui zomaar uit het niets. Hier hangt reeds vanaf de openingszin elektriciteit in de lucht.
‘Ik kijk naar mijn weerspiegeling in je leesbril en wil zeggen dat ik van je hou.’
De ik-figuur uit Schuilhuisje
is een jonge vrouw. Ze laat de lezer getuige zijn van de gedachtestroom die zich in haar hoofd afspeelt, van alles wat ze zo graag zou zeggen maar niet gezegd krijgt. Ze bevindt zich middenin de eerste lockdown en zit de klok rond met haar partner, een gescheiden man van iets voorbij de vijftig, aan de tafel in de woonkamer. Ieder aan zijn laptop en ieder steevast aan dezelfde kant van de tafel.
Uit de ‘interne monoloog’ die de ik-figuur tot haar partner richt – en die Lena Kurzen het hele boek aanhoudt – zou je kunnen opmaken dat die partner een zorgzaam karakter heeft. Hij staat op netheid en hij houdt, bijna dwangmatig, vast aan controle en structuur.
Je bent klaar met afwassen, werpt een blik op het glimmende fornuis dat ik heb schoongemaakt, komt dichterbij, wrijft eerst met een vinger over een bijna onzichtbaar vlekje, dan met een theedoek en knikt goedkeurend naar me.
Hierdoor is hij dan ook zeer voorspelbaar en eigenlijk een beetje saai voor de levendige vrouw die de ik-persoon is. Toch blijft ze smoorverliefd op hem en fantaseert ze over een kind dat ze samen zouden kunnen opvoeden. Dit doet ze vooral in gesprekken met zichzelf. Ze laat al vlug aanvoelen dat haar partner niet open staat voor haar wensen en dat het haar irriteert dat hij met een grote bocht rond haar vraag naar kinderwens gaat. Maar ook over zijn verleden laat hij weinig los. Regelmatig zet hij de noise cancelling koptelefoon op en duikt in de Excel tabellen die hij voor zijn job moet bewerken.
‘Je bent als een Netflixserie waar ik halverwege seizoen drie ben ingestapt en ik maar af en toe onsamenhangende, dertig seconden durende terugblikken te zien krijg.’
Wanneer de ik-persoon door nonchalance zijn kostbare bonsaiboom verdrinkt neemt hij revanche en reageert hij met een stiltebehandeling. De oppervlakkige spanning die door kleine ergernissen ontstaan zijn evolueren naar boosheid en wantrouwen. Ze begint hem nauwgezetter in de gaten te houden en ontdekt dat hij een dubbelleven leidt. Over dat tweede leven kan ik hier weinig vertellen zonder te spoilen. Wel kan ik aangeven dat zijn verborgen leven een extra gelaagdheid in het boek brengt.
Lena Kurzen slaagt er perfect in om de beklemmende sfeer die in de leefruimte van het koppel hangt - beiden hebben in het boek geen naam - op te roepen. Toch kan die met grappige anekdotes en veelzeggende observaties een zekere luchtigheid in het boek brengen.
… je vergeleek haar een keer met een courgette, dat weet ik nog, ik dacht dat je de vorm bedoelde, maar je legde uit dat de kracht van de courgette in zijn eigen smakeloosheid zit en hij zich aan elke smaak kan aanpassen, dat je hem dus aan bijna elk gerecht kan toevoegen zonder dat het een verschil maakt…
Kurzen geeft de ik-persoon een melodieuze, warme stem en gebruikt hiervoor een zeer mooie taal. De auteur schrijft helder, zeer verzorgd en houdt overzicht.
Later keek ik op internet en ontdekte ik dat die kleine tube net zoveel kostte als al mijn potjes dag- en nachtcrèmes bij elkaar. Ik vind het jammer dat je het serum niet op de diepe groeven in je voorhoofd of bij je mondhoeken smeert, maar juist op de kraaienpootjes rond je ogen waar ik zo van hou.’
Die brengt niet zomaar gratuit een detail of anekdote in het verhaal. Die waakt erover dat het verder in diens verhaal weer een rol zal spelen. Hierdoor krijg je op het einde van het boek het gevoel dat veel puzzelstukjes in elkaar vallen.
Lena Kurzen schreef een intrigerende, psychologische roman waarin heel wat vragen aan bod komen. Hoe overleven mensen de irritaties die ontstaan wanneer ze te lang op elkaars lippen zitten – zoals meer mensen in coronatijd ondervonden? Hoever gaan mensen in het elkaar accepteren? Waar liggen grenzen voor verdraagzaamheid? En bestaat er een schuilhuis voor ieders verleden?
Een sterk debuut waarin de lezer leest wat het ik-personage niet gezegd kreeg.