Lief en leed op pelgrimstocht
Graeme Simsion en Anne Buist zijn een echtpaar en ze zijn allebei schrijver. Ze liepen ooit samen de lange Camino van Cluny (Frankrijk) naar Santiago de Compostela. Op basis van dit avontuur besloten ze samen een roman te schrijven, met de lange Camino als decor.
Het verhaal is dus wel degelijk fictief, waarbij het wandelen van de Camino ondergeschikt is aan de liefdesgeschiedenis die de hoofdmoot uitmaakt van het verhaal. Dit kan maar beter meteen duidelijk zijn voor wie ten onrechte zou denken dat dit een reisgids is.
Uiteraard
wordt er ook over het wandelen en over de Camino zelf geschreven,
over de mensen die de hoofdpersonages Zoë en Martin onderweg
ontmoeten, over de accommodaties waar ze logeren, over de
landschappen en over de moeilijkheden en de weersomstandigheden die
ze als stappers trotseren.
Zoë en Martin beginnen toevallig rond dezelfde tijd aan hun avontuur, ze hebben immers los van elkaar de beslissing genomen om de Camino op hun eentje te lopen en ze ontmoeten elkaar ook pas als ze de eerste stappen op hun pelgrimstocht al hebben gezet. Beiden dragen ze de sporen van een zwaar recent verleden.
Het is in de eerste plaats een liefdesgeschiedenis die min of meer voorspelbaar is. Maar het boek leest heel erg vlot, mede doordat Zoë en Martin afwisselend aan het woord komen in elk volgend hoofdstuk. En dat brengt vaart en spanning in het verhaal.
Vooraan
in het boek staat een gedetailleerd kaartje met de verschillende
routes van de lange Camino. Zo kan je als lezer de tocht van Zoë en van Martin
volgen en krijgt het verhaal een natuurgetrouwe en realistische
inslag.
Er wordt gezegd dat de Camino je verandert. Op de cover van het boek staat de zin “Wie kom je tegen op weg naar Santiago?” Het antwoord: veel mensen, maar in de eerste plaats jezelf.
Synopsis
Een Britse ingenieur die tobt over zijn vechtscheiding en de relatie met zijn puberdochter en een Amerikaanse kunstenares die rouwt om haar overleden man ontmoeten elkaar tijdens een lange pelgrimstocht naar Santiago.