Eigenzinnige zelfportret
25 jaar geleden stierf schrijver Shi Tiesheng, vlak voor zijn zestigste verjaardag, bezweken aan een leven van invaliditeit en ziekte. ‘Ziek zijn is mijn beroep,’ zei hij ooit monter, ‘schrijven doe ik erbij.’ Shi Tiesheng is een van China’s meest geliefde prozaïsten. Helder, filosofisch en menselijk, zo luiden de veelgehoorde typeringen van zijn werk, waarin beschouwingen en verhaal samenvallen
.In een variatie op de bekende paradox ‘de volgende zin is waar, de vorige zin is onwaar’, zei Shi Tiensheng ooit over zijn eigen leven: ‘Ik ben maar een deel van mijn herinneringen, ik ben slechts de som van mijn herinneringen.’ Je zou dit het motto kunnen noemen van zijn magnum opus Notities van een theoreticus uit 1996, zijn literair hoogtepunt, bestaand uit 237 notities.
Vanaf de eerste notitie is Shi zelf aanwezig, als de stille denker, de ‘theoreticus’ die zich in zijn ‘schrijversnachten’ afvraagt wie hij is, of hij zichzelf wel kan kennen. Wat maakt mij ‘ik’? Zijn het mijn herinneringen? En hoe betrouwbaar zijn die dan? Het boek bestaat vervolgens uit die herinneringen, herinneringen aan anderen, een handjevol mensen dat ‘zijn leven heeft gekruist’ en aan wie hij zich spiegelt, alsof hij zichzelf zo beter zal kunnen begrijpen. Wat langzaam aan ontstaat is een symfonie van gefnuikte levens. De grote gemene deler van al die mensen is namelijk dat zij allemaal op een bepaalde manier door het noodlot getroffen zijn. ‘Hardop nadenkend’ laat hij in dit eigenzinnige zelfportret zijn eigen herinneringen samenvloeien met herinneringen aan anderen, mensen van wie hij het leven op verschillende manieren door het lot getekend ziet: de gehandicapte C en de emotioneel verlamde dokter F, de gekwetste dichter L en de in de liefde teleurgestelde lerares O, de verbeten schilder Z en de politieke banneling WR. Hij legt hun levens naast elkaar, schuift ze zelfs over elkaar, om op even verrassende als indringende wijze te laten zien wat ze gemeen hebben, en hoe zij, als personages die zijn ‘schrijversnachten’ bevolken, allemaal samenkomen in zijn eigen ‘ik’.
Uit Notities van een theoreticus: ‘Hoe wordt een mens eigenlijk ouder? Op een dag noemen ze je ineens meneer, dan noemen ze je ineens oom, en dan, als ze je op een dag ineens opa noemen, tja, wat denk je dan, hoe voelt dat dan? De zon trekt van de ene naar de andere kant van de hemel. Elke dag kan ik hier wel een troep duiven zien, elke dag, koerend op het dak van de buren of vliegend, zwevend in de lucht, vlakbij of verder weg. Als je er verder niet bij stilstaat, zou je kunnen denken dat het al tientallen jaren dezelfde troep is, witte, grijze, bruine, vliegend, koerend, levend, altijd hetzelfde, altijd dezelfde, altijd die troep waaraan niets lijkt te veranderen. Maar eigenlijk hebben ze er al vele, vele levens op zitten, hebben ze elkaar al duizenden jaren leven na leven afgelost.’
Synopsis
Een schrijver kijkt terug op zijn leven met een lichamelijke beperking in China en op de levens van de gekrenkte personen die zijn wereld bevolken.